Hookrock
Diepenbeek - 2 en 3 juli 2010
Het jaarlijkse Hookrockfestival kreeg een nieuw jasje aangemeten. De
organisatoren verplaatsten de countrybands, waarmee traditiegetrouw
ieder jaar werd geopend, naar de vrijdagavond. Om de vrijgekomen ruimte
op zaterdag in te vullen, koos men resoluut voor rockabillybands.
Alhoewel deze 'American roots-muziekvorm' niet zo vaak aan bod komt op
bluesfestivals, sluit dit genre naadloos aan bij de blues. Wij zetten
zaterdagmiddag koers richting Diepenbeek, aanhoorden en oordeelden dat
het één van de betere Hookrock-edities was!
De Belgische Buckshots mochten het rockabillyblok op gang trekken. The
Buckshots kozen met hun rockende country niet voor de gemakkelijkste
weg, maar wel voor een verdomd interessante. Wij hoorden knappe versies
van Buck Owens' 'Tiger By The Tail' en Orbisons 'Claudette'. Toen
zangeres Els de band vervoegde, kwamen de meerstemmige songs aan bod,
waarmee de band pas echt scoorde.
Dat jonge Duitsers zich perfect kunnen inleven in de muziek van de
fifties bewezen Rock 'N' Feller. Het leek erop dat deze vier gasten de
rockabilly met de moedermelk hadden opgezogen. Snel en snedig gitaarwerk
blonk uit in zowel eigen songs als covers van o.a. Carl Perkins en
Stray Cats. Een pluim verdienen ze echter voor hun versie van CCR's 'Lookin'
Out My Backdoor'.
De prijs van de meest authentieke rockabillyband ging ongetwijfeld naar
de Nederlandse Eightball Boppers. Zowel qua look als qua geluid namen
deze heren ons mee naar de hoogdagen van het genre. En net als menige
fiftiesband beschikten de Boppers ook over een staande, zingende
drummer. Ook visueel viel er te genieten, door de knappe herwerkte
'stand up bass' en de met zebramotief bewerkte drum. Muzikaal visten de
heren in de vijver waar groten als Stray Cats en Paladins hun songs naar
boven haalden. En toch... zijn de Boppers origineler, want zeg nu
eerlijk rockabilly in het Brabants dialect hadden wij tot op die
zaterdag nog niet gehoord.
Het samenstellen van het bluesblok had de organisatie danig parten
gespeeld. Eerst was er headliner Jason Ricci, die het liet afweten
wegens de split van zijn band en even later moest ook het Limburgse
Tollos forfait geven wegens ziekte van hun frontman en zanger Peter
Jacobs. Het zoeken naar vervangers was misschien moeilijk maar het
leverde wel klinkende namen op. Zo waren er The Rhythm Chiefs. Deze drie
jonge Nederlandse snaken zijn inmiddels uitgegroeid tot een goed
geoliede, professionele band. Bewonderenswaardig is wel dat deze gasten
zich niet gedragen als verwaande supersterren, maar jongensachtig
blijven. Wij zagen de Chiefs onlangs nog in Ospel en het blijft verbazen
met wat een gemak Dusty de noten uit zijn gitaar tovert. Ook zijn stem
begint wat zwaarder en vaster te klinken, wat de songs nog sterker
maakt. Ze putten volop uit het materiaal van 'Ships Of Wonder' en her en
der ontdekten wij toch enkele nieuwe nummers. De band eindigde met 'The
Crawl', een meebruller van formaat, en dat hadden ze in Diepenbeek goed
begrepen.
Guy Forsyth is een artiest die niet voor één gat is te vangen. Wanneer
je hem boekt, weet je dat je zowel kwaliteit als variatie inhuurt en dat
was hier niet anders. Dan weer hoorde je de Asylum Street Spankers, of
flarden Leon Redbone, Tom Waits, of New Orleans en zelfs soul, om daarna
weer over te schakelen op zijn gekende harmonicablues. Ook het toevoegen
van een tuba zorgde voor een extra dimensie. Pluspunt was dat Guy zijn
traditionele 'handzaag-bluessong' van de setlist had geschrapt. Pracht
van een optreden!
De inmiddels 71-jarige Eddie C. Campbell heeft zijn sporen ruimschoots
verdiend. In de
beginjaren van de Chicagoblues speelde Eddie o.a. met Howlin' Wolf,
Little Walter en
Jimmy Reed en in 1976 huurde Willie Dixon hem in bij de Chicago Blues
All-Stars. In een
knalrood pak en de rode Fender binnen handbereik, gaf hij van meet af
aan een staaltje van zijn kunnen. Aan de ontspannen manier van spelen,
merkte je al vlug dat Campbell één van de laatste grote levende
Chicagogitaristen is. Vakmanschap was echter niet voldoende voor Eddie,
want al vlug ontpopte hij zich ook nog als een volleerd showman.
Bovendien kent hij zijn klassiekers en weet hij waar hij zijn publiek
mee kan boeien. Wij noteerden een bewerkte 'Sex Machine', een
bluesversie van Gershwin's 'Summertime',een schitterend eerbetoon aan
Magic Sam met 'All Your Love', en een medley boordevol klassiekers als 'Bo
Diddley' en 'Lucille'. Het mooiste moment voor ondergetekende was echter
zijn bewerking van Berry's 'Little Queenie', waar hij zijn eigen inbreng
zo subtiel maar toch doorslaggevend etaleerde, zonder daardoor afbreuk
te doen aan de verdienste van Mr. Duckwalk.
Egidio 'Juke' Ingala had de eer om Jason Ricci te vervangen en bijgevolg
Hookrock 2010
af te sluiten. Samen met de Maurizio Pugno band deed hij dat op een
schitterende wijze. Het stuwende Italiaanse temperament van Egidio, een
stem vol emoties en het scheurende harpwerk zorgden voor de sfeer een
afsluiter waardig. Er dient trouwens ook vermeld dat Maurizio een
gitarist is die van wanten weet. Zijn knappe solo's, nooit vervelend of
langdradig, maar steeds boeiend, brachten zeker een meerwaarde aan
Ingala's set.
Een prima combinatie, die Egidio en Maurizio... Alleen
jammer dat deze artiesten niet meer bekendheid genieten in onze
kontreien. Hopelijk legt hun daverende set op deze Hookrock hen geen
windeieren.
En last but not least moeten wij toch ook de organisatie van dit
festival feliciteren. Als je op het laatste moment twee kleppers dient
te vervangen, is dat geen sinecure. En toch slaagden deze
Diepenbekenaren daar met vlag en wimpel in. Proficiat voor deze
fantastische editie! Tot volgend jaar!
Lambert Smits
reageer op dit artikel
|