|
||
|
Elk jaar in de eerste helft van de oogstmaand wordt het Oost-Vlaamse polderdorp Assenede, ten noordwesten van Zelzate, gedurende een viertal dagen het decor voor jazz, blues en rootsmuziek. Het hele dorp wordt bij de activiteiten van vzw Strandpaal betrokken. Naast muzikale activiteiten op het festival zelf, in cafés en de bib zijn er tentoonstellingen, filmvertoningen, een vertelfestival, workshops, animatie en zelfs een mosselgelag – Gentse Feesten, eat you heart out. Op de koop toe zijn alle evenementen gratis. Back To The Roots ging een avondje kijken. Wie denkt alles van blues en aanverwanten af te weten, kon de proef op de som nemen. Van de vorige cd 'Feel Like Steppin' Out' konden de hoeders van het auteursrecht in dit land maar liefst zeven auteurs niet achterhalen, voor de Metal Boys terecht een reden om dit clubje op hun website grondig door de mangel te halen. Those Metal Boys With Their Metal Toys, zowat kind aan huis op Jazzenede, stak met het vertrouwde 'Alabama Jubilee' van wal maar vervolgde met een rits materiaal van de nieuwe cd 'Boodle Am Shake'. Nieuw sinds de negen jaar oude voorganger zijn de twee jonge leeuwen bassist Maarten Bruggeman en Marc Van De Veire (mandoline, cajon, ukulele en steel guitar) die de oude vossen Luk Coene, Patrick Cattoir, Wouter Marechal en Philippe de Chaffoy kwamen vergezellen. In 'Put Your Mind On It' viel de mooie klank op van Wouter Marechals cellobanjo, terwijl zijn basstem in het vrolijke 'Boot-Ta-La-Za' volkomen op zijn plaats is. De hele set lijkt trouwens perfect geolied en daar zijn drie decennia samen spelen natuurlijk mee het gevolg van. Zonder afbreuk te doen aan ook maar een groepslid, komt de grootste virtuositeit van de twee minst opvallende leden, Patrick Cattoir (steel guitar, pedal steel) en violist Philippe de Chaffoy. Bloedmooi zijn 'The Old Man On The Mountain' (heerlijke mandoline) en het melancholische 'Dirt Dishing Daisy', allebei van de Mills Brothers uit 1932. Hoewel alles uit het interbellum dateert, is er voldoende afwisseling te noteren: ragtime ('Laughing Rag'), een Hawaïaanse mars, een voorloper van 'Rock Around The Clock' ('Shake That Thing') en talloze verwijzingen naar gypsy-, blues-, jazzmuziek. Toch is niet alles door hun alleen ontgonnen: 'Stealin'' werd begin jaren '90 opgenomen door Arno en Roland in het project Charles et les Lulus, 'Valse Chinoise' een tiental jaar later opgenomen door Les Primitifs du Futur en in Vlaanderen werd 'My Girl's Pussy' vooral bekend in de versie van De Nieuwe Snaar. Misschien een tip voor de openbare zenders om bands al deze wat meer airplay te gunnen. Het nieuwe project van Steven De bruyn, Tony Gyselinck & Roland mocht de avond verderzetten en de soundcheck was niet erg geruststellend: drumpads, synthesizerklanken die van Van Halen anno 1984 leken te komen, gitaren die klonken als toetsinstrumenten van orgel tot Fender Rhodes, niet meteen hetgeen waar de gewone jazz- en/of bluesliefhebber op zit te wachten. De achtergronden van de heren zijn natuurlijk enorm verschillend en het is bijna een wonder dat een sixties blues- en skiffle-adept, een drummer die ooit in de Gentse opera actief was en iemand die opgroeide in de punk- en new wavegolf en pas na het afstuderen de harmonica en de blues ontdekte toch een organische sound kunnen ontwikkelen. Hun inspiratierijke verleden en de onmiskenbare verwijzingen ernaar volstaan om de angst te onderdrukken. De tabla's en fusiongitaar van opener 'Allumeuse Bayan' doen meteen denken aan Rolands project van 20 jaar terug, The Last Tribe, waarna de funkblues van 'Reinvent Yourself' iedereen geruststelt. 'She Knows How' opent met een virtuoze harmonicasolo van Steven, maar zijn vervormde falsetstem zal nog gewenning vragen. Ook hier vallen de referenties op aan de flamenco in 'Water Bottle' en sluit Roland zelfs af met een gitaarstreepje 'Lichtjes Van De Schelde', waarna het bijzonder knappe 'Never Too Soon' (uit Rolands samenwerking met Admiral Freebee) opnieuw dichterbij de rootstraditie staat. 'Boots & Bitches' is instrumentale blues maar met een vlijmscherp modernistisch randje, waarbij de geprogrammeerde lage basklanken te hard staan en echte drones worden. Verrassing wanneer Steven tot tweemaal toe de steel guitar ter hand neemt en twee pareltjes inzingt: 'Tiny Tiny' en 'Spider On My Face'. In het eerste valt op met welke grote bewegingen hij (met of zonder opzet) tokkelt, onhandig bijna, maar het geeft de song een erg passende aarzeling mee. 'Spider On My Face' lijkt even dromerig nummer maar breekt net voor halfweg open wanneer de drums invallen om dan terug verdwijnen. Tussen die twee zalvende songs door slaat het trio de toeschouwer met 'King Kong In The Luna Park' dat de toeschouwer meer dan eens op het verkeerde been zet. Wat begint lijkt een onderbouw waar David Bowie's 'Fame' op kan, tot harmonica en gitaar voor een blueswending zorgen maar waar Roland een spoken wordperformance aan toevoegt. 'Teeth Grinder' is echter zo bizar dat het 'over the top' lijkt. Een vertrouwd aandoend, heel eenvoudig harmonicarifje wordt overspoeld door Zawinulachtige toetsen die uiteindelijk van de gitaar blijken te komen en allerhande effecten. 'Teeth Grinder' wordt wennen: het zit overvol en botst met de rest van de set qua drukte. Een uitgeklede akoestische versie zou misschien het omgekeerde effect sorteren. De respons van het publiek benieuwt ons als een jonge band dit zou wagen op een blues- of jazzfestival, maar je moet het jongste kwarteeuw buiten de dampkring hebben vertoefd om niet te weten dat Roland (en zijn maats) hier niet lopen om naar het pijpen van het publiek te dansen en deze gedachte maakt veel aanvaardbaar. Om de conservatieve bluesmensen toch opnieuw gunstig te stemmen, gaan de heren in het laatste nummer 'Going Down Slow' diep terug in de Deltablues van de jaren '40/50. Als bisnummer krijgt het publiek nog de gospeltraditional 'Don't Let Your Right Hand Know What Your Left Hand Is Doing', met zowel Roland als Steven op mondharmonica. Een volle eeuw bluesgeschiedenis, van de jaren '20 tot het komende jaar '20 (bij momenten leek het inderdaad blues-sf) , op amper drie uur in de maag gesplitst krijgen, weegt zwaar door en blijft nazinderen. Van muzikale opvoeding gesproken! Als ze nog eens op dezelfde dag aantreden, suggereren we wel een verplichte vestiaire voor oog- en oorkleppen. Olivier Verhelst
|
foto's: © Tom Van Reybrouck __________________
koppelingen:
|