Those Metal Boys With Their Metal Toys en Steven
De bruyn, Tony Gyselinck & Roland
Jazzenede Festival,
Assenede - 6 augustus 2010
Elk jaar in de eerste helft van de oogstmaand wordt het Oost-Vlaamse
polderdorp Assenede, ten noordwesten van Zelzate, gedurende een viertal
dagen het decor voor jazz, blues en rootsmuziek. Het hele dorp wordt bij
de activiteiten van vzw Strandpaal betrokken. Naast muzikale
activiteiten op het festival zelf, in cafés en de bib zijn er
tentoonstellingen, filmvertoningen, een vertelfestival, workshops,
animatie en zelfs een mosselgelag – Gentse Feesten, eat you heart out.
Op de koop toe zijn alle evenementen gratis. Back To The Roots ging een
avondje kijken.
Wie denkt
alles van blues en aanverwanten af te weten, kon de proef op de som
nemen. Van de vorige cd 'Feel Like Steppin' Out' konden de hoeders van
het auteursrecht in dit land maar liefst zeven auteurs niet achterhalen,
voor de Metal Boys terecht een reden om dit clubje op hun website
grondig door de mangel te halen.
Those Metal
Boys With Their Metal Toys, zowat kind aan huis op Jazzenede, stak met
het vertrouwde 'Alabama Jubilee' van wal maar vervolgde met een rits
materiaal van de nieuwe cd 'Boodle Am Shake'. Nieuw sinds de negen jaar
oude voorganger zijn de twee jonge leeuwen bassist Maarten Bruggeman en
Marc Van De Veire (mandoline, cajon, ukulele en steel guitar) die de
oude vossen Luk Coene, Patrick Cattoir, Wouter Marechal en Philippe de
Chaffoy kwamen vergezellen. In 'Put Your Mind On It' viel de mooie klank
op van Wouter Marechals cellobanjo, terwijl zijn basstem in het vrolijke
'Boot-Ta-La-Za' volkomen op zijn plaats is. De hele set lijkt trouwens
perfect geolied en daar zijn drie decennia samen spelen natuurlijk mee
het gevolg van. Zonder afbreuk te doen aan ook maar een groepslid, komt
de grootste virtuositeit van de twee minst opvallende leden, Patrick
Cattoir (steel guitar, pedal steel) en violist Philippe de Chaffoy.
Bloedmooi zijn 'The Old Man On The Mountain' (heerlijke mandoline) en
het melancholische 'Dirt Dishing Daisy', allebei van de Mills Brothers
uit 1932.
Hoewel alles
uit het interbellum dateert, is er voldoende afwisseling te noteren:
ragtime ('Laughing Rag'), een Hawaïaanse mars, een voorloper van 'Rock
Around The Clock' ('Shake That Thing') en talloze verwijzingen naar
gypsy-, blues-, jazzmuziek. Toch is niet alles door hun alleen
ontgonnen: 'Stealin'' werd begin jaren '90 opgenomen door Arno en Roland
in het project Charles et les Lulus, 'Valse Chinoise' een tiental jaar
later opgenomen door Les Primitifs du Futur en in Vlaanderen werd 'My
Girl's Pussy' vooral bekend in de versie van De Nieuwe Snaar. Misschien
een tip voor de openbare zenders om bands al deze wat meer airplay te
gunnen.
Het nieuwe
project van Steven De bruyn, Tony Gyselinck & Roland mocht de avond
verderzetten en de soundcheck was niet erg geruststellend: drumpads,
synthesizerklanken die van Van Halen anno 1984 leken te komen, gitaren
die klonken als toetsinstrumenten van orgel tot Fender Rhodes, niet
meteen hetgeen waar de gewone jazz- en/of bluesliefhebber op zit te
wachten. De achtergronden van de heren zijn natuurlijk enorm
verschillend en het is bijna een wonder dat een sixties blues- en
skiffle-adept, een drummer die ooit in de Gentse opera actief was en
iemand die opgroeide in de punk- en new wavegolf en pas na het
afstuderen de harmonica en de blues ontdekte toch een organische sound
kunnen ontwikkelen. Hun inspiratierijke verleden en de onmiskenbare
verwijzingen ernaar volstaan om de angst te onderdrukken.
De tabla's
en fusiongitaar van opener 'Allumeuse Bayan' doen meteen denken aan
Rolands project van 20 jaar terug, The Last Tribe, waarna de funkblues
van 'Reinvent Yourself' iedereen geruststelt. 'She Knows How' opent met
een virtuoze harmonicasolo van Steven, maar zijn vervormde falsetstem
zal nog gewenning vragen. Ook hier vallen de referenties op aan de
flamenco in 'Water Bottle' en sluit Roland zelfs af met een
gitaarstreepje 'Lichtjes Van De Schelde', waarna het bijzonder knappe 'Never
Too Soon' (uit Rolands samenwerking met Admiral Freebee) opnieuw
dichterbij de rootstraditie staat. 'Boots & Bitches' is instrumentale
blues maar met een vlijmscherp modernistisch randje, waarbij de
geprogrammeerde lage basklanken te hard staan en echte drones worden.
Verrassing
wanneer Steven tot tweemaal toe de steel guitar ter hand neemt en twee
pareltjes inzingt: 'Tiny Tiny' en 'Spider On My Face'. In het eerste
valt op met welke grote bewegingen hij (met of zonder opzet) tokkelt,
onhandig bijna, maar het geeft de song een erg passende aarzeling mee.
'Spider On My Face' lijkt even dromerig nummer maar breekt net voor
halfweg open wanneer de drums invallen om dan terug verdwijnen. Tussen
die twee zalvende songs door slaat het trio de toeschouwer met 'King
Kong In The Luna Park' dat de toeschouwer meer dan eens op het verkeerde
been zet. Wat begint lijkt een onderbouw waar David Bowie's 'Fame' op
kan, tot harmonica en gitaar voor een blueswending zorgen maar waar
Roland een spoken wordperformance aan toevoegt. 'Teeth Grinder' is
echter zo bizar dat het 'over the top' lijkt. Een vertrouwd aandoend,
heel eenvoudig harmonicarifje wordt overspoeld door Zawinulachtige
toetsen die uiteindelijk van de gitaar blijken te komen en allerhande
effecten.
'Teeth Grinder' wordt wennen: het zit overvol en botst met de
rest van de set qua drukte. Een uitgeklede akoestische versie zou
misschien het omgekeerde effect sorteren. De respons van het publiek
benieuwt ons als een jonge band dit zou wagen op een blues- of
jazzfestival, maar je moet het jongste kwarteeuw buiten de dampkring
hebben vertoefd om niet te weten dat Roland (en zijn maats) hier niet
lopen om naar het pijpen van het publiek te dansen en deze gedachte
maakt veel aanvaardbaar. Om de conservatieve bluesmensen toch opnieuw
gunstig te stemmen, gaan de heren in het laatste nummer 'Going Down
Slow' diep terug in de Deltablues van de jaren '40/50. Als bisnummer
krijgt het publiek nog de gospeltraditional 'Don't Let Your Right Hand
Know What Your Left Hand Is Doing', met zowel Roland als Steven op
mondharmonica.
Een volle
eeuw bluesgeschiedenis, van de jaren '20 tot het komende jaar '20 (bij
momenten leek het inderdaad blues-sf) , op amper drie uur in de maag
gesplitst krijgen, weegt zwaar door en blijft nazinderen. Van muzikale
opvoeding gesproken! Als ze nog eens op dezelfde dag aantreden,
suggereren we wel een verplichte vestiaire voor oog- en oorkleppen.