'Wanneer eindelijk weer eens een bluesfestival in Maastricht?', was al
jaren de verzuchting van velen, en toen de Stichting Blues & Roots
aankondigde dat het ervan zou komen, was d'n Hiemel dan ook snel
uitverkocht. De organisatoren hadden hun huiswerk gemaakt, want er was
voor een afwisselende line-up gezorgd: het stevigere werk van opener
Krissy Matthews en afsluiter King Mo, en daartussenin de meer soulvolle
aanpak van Dede Priest en tenslotte Ian Siegal, solo en akoestisch.
Ian
Siegal behoeft geen lange introductie: hij speelde al op North Sea Jazz,
BRBF Peer en Moulin Blues in Ospel. Zijn jongste cd heet 'Broadside' en
is in de U.K. uitgeroepen tot blues-cd van het jaar. Het verbaasde ons
dat bij de eerste band de geluidsman de PA maar niet onder controle leek
te krijgen. Voortdurend bleef er vanalles rondzingen en waren er
problemen met de monitors, tot grote frustratie van Krissy Matthews.
Siegal had daar zijn eigen oplossing voor: voor hij begon te spelen,
blééf hij maar, gezeten op zijn stoel op het podium, door de microfoon
minutieuze aanwijzingen geven aan de geluidsman, tot het uiteindelijk
wel goed moést zijn. Toen gaf hij de uitleg: bleek dat de eigenlijke PA
bij de soundcheck de geest gegeven had, en dat letterlijk zowat vijf
minuten voor de aanvang van het festival een nieuwe PA was afgeleverd.
Alsnog hoedje af voor de geluidsmensen dus, die onder moeilijke
omstandigheden moesten werken, maar ze uiteindelijk toch te boven wisten
te komen.
En toch
leek Siegal 'pissed off'. Even later gulpte het eruit: wat hem stoorde
was het bierzuipende en keihard doorheen zijn gevoelige nummers
kletsende deel van het publiek aan de toog van het niet al te grote
zaaltje. Toen er op zijn aanmerking geen reactie kwam, klonk het
laconiek: 'I'm playing for me now!', en vanaf toen werd het ook
beter. De set was zeer gevarieerd, van stevig doorstampende blues over
singer-songwritermateriaal tot zelfs een gospel- en een countrynummer,
en piedmont fingerpicking maar dan met een Howling Wolf-stemmetje erop.
Even mocht ook een vriendin, Kelly Rucker, meedoen op 'gob iron' (=
mondharmonica). Gelukkig was het grootste gedeelte van het publiek wél
mee, en kwamen er uiteindelijk zelfs uitbundige reacties. Afsluiten deed
hij met 'One Bourbon, One Scotch, One Beer', met een ellenlang, maar
absoluut hilárisch verhaal als inleiding.
Dede
Priest, een soort van 'two hundred pounds of heavenly joy', speelde met
een Nederlandse begeleidingsband waarin o.a. gitarist Richard Van Bergen
en de jonge drummer Jody van Ooijen, beiden van de Shiner Twins. Haar
stemgeluid doet soms wat denken aan Etta James, dan weer aan Tina
Turner, Aretha Franklin en Macy Gray, en haar aanpak soms wat aan die
van Ellis Hooks: stevig doorstampende, backbeat-gedragen rockende soul
met ruimte voor opzwepend gitaarwerk. Maar evengoed kon ze gas
terugnemen en schitteren op slow blues of milde late nite funk met een
mooie rol voor de Fender Rhodes-piano. Ze amuseerde zich zichtbaar
geweldig met het geïnspireerde gitaarspel van Richard, wat dan weer
aanstekelijk werkte bij het publiek, waar ze veel respons van kreeg. De
kreten en kreetjes waren niet van de lucht. Kortom: big fun!
King Mo
kreeg de eer om af te sluiten omdat ze hun gloednieuwe cd, 'Sweet Devil'
kwamen presenteren. Stuk voor stuk rasmuzikanten, gepokt en gemazeld in
zowat een dozijn andere bands. Ze kozen voor de aanval als beste
verdediging. Het hele optreden werd één grote, niet aflatende 'stomp'.
Boogie-achtige shuffles, stevige rockers, een instrumental die klonk als
een kruising tussen Stevie Ray Vaughan en Dick Dale, allemaal gedragen
door een hecht samenspel van solide drums, inventief hammondspel, een
vol en natuurlijk klinkende stem, en volgekleurd door het ontzettend
soepele, soms bijna vloeibare en dan weer bliksemende gitaarspel van de
jonge Sjors Nederlof. Eén opmerking slechts: hij is ongetwijfeld een
schitterende gitarist, maar hij moet m.i. nog wat leren doseren, zoals
bleek uit het trage 'Ain't Nobody's Business If I Do', want ook daarin
kon hij niet aan de verleiding weerstaan om z'n vingervlugheid te
demonstreren, wat in zo'n nummer een tikkeltje misplaatst overkwam.
Verder: fééstje! Dat liep tenslotte uit in een reeks van gasten op het
podium: de Duitse gitarist Henrik Freischlader, Krissy Mathews en het
duo Kelly Rucker en Ian Segal, die zijn liefde voor Muddy Waters uitte
met o.a. publiekstopper 'Got My Mojo Working'.
En
tenslotte was er als opener nog Krissy Matthews. In tegenstelling tot
wat de naam liet vermoeden geen knappe blondine, maar een 18-jarige
Britse knul met iets wat een beetje leek op een telecaster. Dat laatste
doet denken aan Albert Collins, en daarvan waren inderdaad echo's te
horen. Zo bracht hij 'Iceman' iets meer gebonden maar zeker zo 'stingy',
én bovendien lekker funky. 'I Believe (That The Soul Never Dies)' van
B.B. King kreeg dan weer een aanpak in de stijl van Cream. Daarvan
speelde hij trouwens 'Sitting On Top Of The World', het enige nummer
waarin hij écht moeite deed om mooi te zingen. De rest van de nummers
had een grote Jimi Hendrixinvloed, en dát was al geen grote zanger, maar
de stem van Matthews klonk meestal toch wel wat té rauw, hees en weinig
gestuurd. Qua gitaarspel zat het wel snor: geen té vingerdikke
Hendrix-tics, gebonden, gedoseerd en lichtjes funky en met de nodige
tempowisselingen. Als hij in de toekomst in z'n teksten nog wat clichés
en jatwerk kan vermijden, meer écht wil zingen en geen Hendrixcovers
meer in z'n set stopt ('Freedom/Straight Ahead' en 'Fire'), dan kan er
wel een mooie carrière van komen.
Al bij al
een uitermate geslaagde avond, en als dezelfde formule gehanteerd
blijft, zéker voor herhaling vatbaar, tegen die tijd waarschijnlijk in
een grotere zaal.