|
||
|
Als openingsact presenteerde Lightnin' Guy zijn nieuwe project, het eerbetoon aan Hound Dog Taylor. In de pauze konden we niet anders dan de band uit de grond van ons blueshart feliciteren. Vooral de ritmesectie (drummer Erik Heirman en slaggitarist Bart Demulder) hadden bijzonder goed geluisterd naar respectievelijk Ted Harvey en Brewer Phillips. En wanneer we Erik er grappend op wezen dat hij slechts één klein detail miste, namelijk het feit dat Ted Harvey altijd kauwgombellen blies terwijl hij drumde, antwoordde hij gevat en eerlijk "jamaar, ik bén Ted Harvey niet". Inderdaad, ook al passeerden alle Taylorklassiekers de revue, met 'Sadie', 'Give Me Back My Wig' en 'Roll Your Moneymaker' als voornaamste smaakmakers, toch slaagden Guy en kornuiten erin om er hun eigen draai aan te geven. Een bijzonder eervolle vermelding gaat hierbij ook naar Bart Demulder (bekend van de Keith Dunn Band) voor de souplesse waarmee hij de basloopjes van Brewer Phillips moeiteloos uit de bovenste drie snaren van zijn Telecaster kneep. Puik!
Tot John
begon te vertellen hoe Muddy Waters' manager Scott Cameron hem ooit
volgende raad gaf: "Maak je eigen muziek. Ga in de bars voor peanuts
spelen tot je een eigen stijl hebt ontwikkeld." John zei dat hij
best ook wel een nummer als 'Hoochie Coochie Man' had kunnen schrijven,
maar dat hij er nu fier op is, een 'Self Made Man' te zijn, waarop hij
ons zijn lijflied snoeiend hard door de strot joeg. Fuck zeg, was dat
hard! Maar goed! We hebben bluesrock zelden zo eerlijk, doorleefd en
bluesy horen klinken. Het publiek droeg John op handen en toen even
later Lightnin' Guy kwam meedoen, ontaardde dit optreden in een zeer
gevoelsgeladen feestje met een bijwijlen uitzinnig gelukkige Guy.
Grimaldi vierde de teugels en liet Guy zich lekker uitleven, maar riep
naar het einde van de lange set iedereen, inclusief het publiek, weer
tot de orde met een tweede snerpend harde rocker: 'She's Got It Right!'
Een verbijsterde toeschouwer op de eerste rij snakte naar adem zoals een
vis op het droge en graaide Johns handdoek beet om er het angstzweet mee
van zijn gezicht te vegen. Ze zijn zo zeldzaam geworden, de artiesten
die een publiek dat lang niet van gisteren is, sprakeloos aan de muur
kunnen nagelen! De mooiste erkenning voor John die we optekenden, kwam uit de mond van de meest authentieke West-Vlaamse bluesmuzikant die na jaren afwezigheid in de Banana Peel toch weer eens tussen het publiek stond. Waar bluesfans van dit kaliber vroeger hun neus zouden hebben opgehaald voor bleekneuzen als Studebaker John, zei deze eminentie: "In twee nummers klonk hij haast als AC/DC, maar 't is verdomme nog een echte! Eén van de weinige echte die nog overschieten." De tijden veranderen. De jongens van AC/DC zijn softe doetjes, wanneer u bedenkt wat voor een eenheidssnert bluesrockers vandaag de dag als blues proberen te slijten. Dankjewel John! Franky Bruneel |
foto's: © Franky Bruneel ___________________________
|