|
||
|
“I've been interviewed by a couple of demons from Belgium and these vultures won't let me go, mama”. Dat zei Alan Lomax toen zijn vrouw hem belde op het moment dat Arnold Rypens hem in 1997 voor ons magazine ging interviewen in New York. Voor de toen nog actieve 80-jarige telde elk uur. Zeker omdat hij alles zelf wou blijven doen, niets delegeerde en niets of niemand vertrouwde. Zijn vader, John Lomax, stond aan het hoofd van het 'Archive of Folk Culture' binnen de Amerikaanse Library Of Congress. Samen trokken ze er vanaf 1933 op uit om de ware volksmuziek in de natuurlijke biotoop van de vertolkers op te nemen, volksmuzikanten te interviewen en te fotograferen. Toen ze het hele cowboy- en hillbillyterrein hadden afgebakend, stortten ze zich met evenveel bezieling op de zwarte volkscultuur. Als allereerste blanken drongen ze door tot de kern van de katoenplantages en werkkampen. In de staatsgevangenis van Louisiana registreerden ze de eerste versie van 'Goodnight Irene' van de toen nog onbekende Lead Belly. Alan Lomax, die na zijn vaders dood diens werk heeft voortgezet, is zonder twijfel de belangrijkste muziekarcheoloog ooit. Dit bijzonder goed gedocumenteerde eerbetoon is absoluut op zijn plaats. Na o.a. Brussel, Gent en Antwerpen, durfde nu ook Brugge het aan om zijn theaterpubliek onder te dompelen in de 'work songs', 'field hollers', gevangenisliederen en premature blues. Lomax' documentaire 'The Land Where The Blues Began' zette de toon. Terwijl het publiek aan een gezapig tempo de schouwburg binnendruppelde, zagen we o.a. de nog kwieke R.L. Burnside en Jack Owens en de erudiete Sam Chatmon in hun eigen omgeving. Vier gewezen deelpachters van Parchman Farm getuigden uit de eerste hand, we maakten kennis met de opzwepende ritmes van de 'voorzangers' en de 'volgers', raakten in trance tijdens een zwarte kerkdienst en ontdekten de allereerste generatie komische rappers. Lomax voorzag alles zelf van commentaar en – dit wisten we trouwens nog niet – bleek ook zelf een toegewijde studie van de teloorgegane zangtechnieken te onderhouden. Roland mocht in zijn eentje op gitaar, dobro en mondharmonica het livegedeelte inleiden. En hij had er zichtbaar schik in. Het Lead Belly-repertoire ging hem goed af, temeer daar hij het zich wegens zijn verbluffende gitaartechniek kon veroorloven om af en toe van de geijkte paden af te wijken en de traditionals een eigen toets te geven. Natuurlijk, het zou jammer zijn indien het anders was geweest, kwamen nummers als 'Where Did You Sleep Last Night' een stuk dichter bij Lead Belly's oerversie dan wat Nirvana er ooit van heeft gebakken. Vaak reeg Roland de nummers medleygewijs aan elkaar, maar hield hij het publiek bij de les met enkele lichtzinnige uitspattingen, rozen voor Sandra en zo nu en dan een schaars streepje flamenco. We onthielden knappe versies van 'Good Morning Blues', 'Alabama Bound', 'Midnight Special' en – uiteraard – 'Goodnight Irene'. De jonge Antwerpse band The Golden Glows nam ons vervolgens mee op ontdekkingsreis doorheen een fijn uitgekiende selectie gevangenisliederen, ooit opgenomen door Alan Lomax, uiteraard, en in hun oorspronkelijke versies terug te vinden op de Rounderreeksen van eind de jaren '90. (Voor)zanger Bram Van Moorhem en zijn 'volgelingen', de zangeressen Nel Ponsaers en Katleen Scheir, brachten bepaalde songs a capella (hun samenzang is gewoonweg fenomenaal) en lieten zich voor andere bijstaan door drummer en paukslager Frederik Meuleyzer en een meesterlijke Geert Hellings op elektrische gitaar en lapsteel. De muzikale en vocale kwaliteiten van dit collectief zijn enorm, maar even lovenswaardig was de manier waarop ze hun 'werkmateriaal' voor het grote publiek toegankelijk hebben gemaakt. Bram nam de moeite om aan de toeschouwers uit te leggen hoe de song 'Go Down Old Hannah' ontstond: Old Hannah is de zon, de aartsvijand nummer één van wie in de kampen op het veld moest werken. Aan die ellende kon alleen een eind komen als 'Old Hannah' nooit meer zou rijzen. Bram legde ook enkele metaforen uit. Zoals 'Black Betty' (bam-a-lam) die geen oogverblindende zwarte schoonheid was, maar het zweepje dat weerspannige gevangenen tot bloedens toe in de blote billen gestriemd kregen. Zeer treffend gaven The Glows ook het hopeloze van de moegetergde gevangenen weer, zoals in de smeekbede 'No More My Lord'... Als uitsmijter mocht Roland aan het einde van de Glowsset nog even komen meedoen; zowaar een feestelijk einde van deze verhelderende avond. Onthou ook dat The Golden Glows in maart hun gebundelde 'prison songbook' op cd uitbrengen. En dat Memphis Minnie incognito aanwezig was in de pauzemuziek, kwestie van de bezoeker op geen enkel onbewaakt moment van de blues af te leiden. Blues in Brugge... het is een zeldzaamheid geworden, maar met dit initiatief bewees het plaatselijke cultuurcentrum dat het absoluut nog kan! Waarvoor dank... Franky Bruneel |
foto's: © Franky Bruneel ___________________________
-
site Cultuurcentrum Brugge
|