|
||
|
Met maar liefst drie bluesfestivals was er die zaterdag keuze te over, maar een oude boom verplant je niet zomaar. Er zou dus al veel moeten gebeuren om ons van de jaarlijkse pelgrimstocht naar het borinagedorp Ecaussinnes weg te houden. Temeer daar de programmering van het Spring Blues Festival steeds weloverwogen, smaakvol en kwalitatief is. Bovendien kunnen de artiesten er in optimale omstandigheden optreden. Prima klank en licht, een professionele omkadering, een gemoedelijke sfeer en bezoekers die er louter komen vanwege de liefde voor de muziek zijn standaardingrediënten... Dit festival heeft even aan een zijden draadje gehangen, toen de vorige bestuursploeg van de gemeente Ecaussinnes niet bepaald blues- en/of festivalminded leek. Onder impuls van de nieuwe burgemeester en schepen van cultuur kreeg het festival weer de nodige steun, dus lijkt het voortbestaan van Spring Blues de eerstkomende jaren gegarandeerd. In zijn openingsrede nam 'master of ceremonies' André Hobus alvast geen blad voor de mond. Zijn woorden wikken en wegen vond hij niet nodig en onomwonden floepte hij het eruit: "Lieve mensen, het heeft de afgelopen dagen veel geregend en het terrein ligt er drassig bij. Daarom hebben we verkiezingspanelen gebruikt om wandelpaden aan te leggen. Als u altijd al eens uw voeten hebt willen vegen aan bepaalde politiekers, dan is dit een uitgelezen kans. We hebben zelfs de foto's geselecteerd van enkele mensen die niet zijn herkozen!" Dat was gedurfd! Proficiat André, we hopen dat iedereen die dit moest horen het ook heeft begrepen... New Yorker George Kilby Jr. en harmonicawizard Phil Wiggins mochten akoestisch aftrappen. Ze brachten gesofisticeede plattelandsblues met folky arrangementen, waarbij ze teruggrepen naar de essentie van de blues, nl. verhalen vertellen. Of het autobiografisch is, weten we niet, maar in een song vroeg George vergiffenis voor een losbandig leven waarin cocaïne snuiven centraal stond. Die vergiffenis was even noodzakelijk als 'milk and honey to a dying child'. Verdomme, sneed dat even door merg en been, zo vroeg op de middag! How blue can you get? Kippenvel!! Heel wat lichtvoetiger was de set van de Zweedse T-Bear & The Dukes Of Rhythm. T-Bear dook vrijwel in elke song het publiek in. We hebben het niet gechronometreerd maar hij speelde vrijwel evenveel in het publiek als op het podium. Misschien zong hij een tikkeltje 'off key' maar gitaristisch kregen we energieke capriolen die aan de jonge Buddy Guy en vooral aan Freddie King schatplichtig zijn. En telkens hij weer het podium opklom, verontschuldigde deze brok dynamiet zich voor het feit dat hij de dag ervoor op twee festivals had gespeeld en een tikkeltje moe was. Dat hij roofbouw pleegt op zijn conditie hoort u ons niet zeggen, maar dat hij zich uitsloof om een verpletterende indruk na te laten is zo zeker als één plus één twee is. Elk festival krijgt wel eens te maken met een verstek gevende band, in dit geval de Canadese Jason Buie Band. De uit Florida afkomstige zwarte zangeres Shanna Waterstown een 'vervangster' noemen zou echter een tikkeltje misplaatst zijn. Het was voor de organisatoren eerder een kans om het aanbod te verbreden. Shanna bleek geen 'big fat mama' maar een jonge, frisse meid met een geweldig leuk snuitje. Ze zong misschien een tikkeltje schreeuwerig en startte met klassiekers als 'Rock Me Baby' en 'Kansas City'. Maar ze bracht ook een gesmaakte bluesversie van 'Money' (The Beatles) en in de afsluiter 'Mojo Workin'' at het luidkeels meezingende publiek echt wel uit haar hand. Het publieksenthousiasme maakte vervolgens een fikse duik neerwaarts tijdens de set van de Brusselse pianist Renaud Patigny, begeleid door de groep Zanzibar. Afrikaanse percussie stond bij dit kleurrijke gezelschap centraal en de link met blues leek ietwat zoek, al claimde Renaud herhaaldelijk dat deze muziek 'les vraies racines de blues' bevatte. Zangeres Sylvie Nawasadio (Zap Mama) bracht enkele songs van Bessie Smith ('Pessie Smiess' in het Afranglais) maar ook die deden - alhoewel knap geacteerd - de vonk niet echt overslaan. Van de laatste drie bands op het grote podium kreeg iedereen het ondanks het koude miezerweertje wél warm! We zijn er nog steeds niet uit of we de muziek van Smokin' Joe Kubek & B'nois King nu bluesrock dan wel gespierde Texasblues moeten noemen, maar dat ze goed zijn in wat ze doen, staat als de spreekwoordelijke paal boven water! King is met zijn falsettostem een heel aparte zanger en de eeuwig stoïcijnse Kubek heeft echt wel gevoel voor ritme en timing. Alles valt gewoon naadloos in de plooi en de twee gitaristen zijn tegelijk aan elkaar gewaagd en zeer complementair. Preston Shannon, uit Memphis, bracht een zeer gewaardeerde mix van blues en soul. Net als T-Bear dook hij kunstig solerend het publiek in. Eén keer slechts, maar hij nam er weldoordacht zijn tijd voor en kamde alle uithoeken van de tent uit. Een pluim gaat ook naar de Nederlandse begeleidingsband van Fat Harry, aangevuld met de zwarte superbassist Henry Oden (bekend van bij o.a. Joe Louis Walker). Oden was trouwens de meest prominent aanwezige bassist van het hele festival. Hoogtepunt was een verpletterende versie van 'Purple Rain', luidkeels meegebruld door zowat letterlijk iederéén in het publiek. Wat een stem heeft Preston toch! Het kleine aapje dat van 'Purple Rain' een wereldhit maakte, komt niet eens tot aan de enkels van de bluesreus uit Memphis. En dan kregen we er nog een magistrale versie van Albert Kings 'Born Under A Bad Sign' bovenop. Top!! Nieuw op Ecaussinnes was de kleine tent waarin lokale bands de pauzes inkleurden. Moonlamb Project is een akoestisch duo met een jeugdig enthousiasme voor figuren als Blind Willie McTell en Bo Carter. The Thyle's Band had naast enkele oldtimers die zo uit het publiek leken geplukt ook een zeer verdienstelijke harmonicaspeler, heel wat fans uit de buurt en dus knap wat succes. En Mr. D & The Backsliders zorgden voor enkele zeer aangename momenten toen Mr. D(egeneffe), inderdaad, Pierre, programmator en bezieler van dit festival, een aardig streepje harmonica neerzette en een doorleefde, gemene versie van Slim Harpo's 'Scratch My Back' zong! Wij vonden deze kleine tent een leuk initiatief en dat geldt eigenlijk ook voor de keuze van de 'foodventers' die onze inwendige mens een smaakvolle mix van afro- en oosterse gerechten aanboden. En ja, als die inwendige mens gelukkig is, dan zijn wij dat ook... Zelfs aan het einde van een rijkgevulde festivaldag kreeg vermoeidheid geen greintje kans om toe te slaan, want de wervelwindige fiddlespeler Tom Rigney stak samen met zijn cajunband Flambeau nog eens het vuur aan de lont. Dit was nu eens een schoolvoorbeeld van hoe cajun ook best wel gevarieerd kan zijn. Rigney nam ons mee naar de Mardi Gras, bracht slepende blues, een originele versie van 'Iko Iko', een beklijvende versie van 'House Of The Rising Sun' en een superfeestelijke 'Jambalaya'. Een opvallende figuur in dit gezelschap was pianiste Caroline Dahl, die we zonder schroom in één adem durven noemen met haar collega's Honey Piazza en Sue Palmer. Stijlvol wond ze de enthousiaste toeschouwers rond haar vinger. Het is mooi geweest! Van Ecaussinnes 2013 namen we heel wat mooie herinneringen mee de druilerige nacht in. We zien geen enkele reden om die oude boom te verplanten. Tot volgend jaar! Franky Bruneel |
foto's: © Michel Verlinden & Franky Bruneel
___________________________
|