|
||
|
Vrijdag 29 mei Al met de eerste band zat het er boenk op! We kennen ondertussen de kwaliteiten van de Italiaanse gitarist Luca Giordano. Twee jaar geleden begeleidde hij hier de beloftevolle Chicagobluesman Eric 'Guitar' Davis. In december van datzelfde jaar werd Davis vermoord nadat hij in de club Kingston Mines had opgetreden. Na enkele rondjes Chicago en Texas bracht Giordano een zeer ingetogen eerbetoon aan Eric. Hij bracht stem en gitaar bijzonder knap in unisono en zijn gitaarsolo sneed door merg en been. Wie hier twee jaar geleden het concert van Eric 'Guitar' Davis had meegemaakt, voélde nu gewoon diezelfde intensiteit. Luca overtrof zichzelf tijdens dit concert. De manier waarop hij zijn snaren verboog, deed ons bij momenten aan Jimmy Johnson denken. Gitaristen die ons aan Jimmy Johnson doen denken... hmm... die lopen echt niet in trosjes rond. Een eervolle vermelding gaat ook naar Luca's boomlange Spaanse bloedbroeder, de harmonicaspeler Quique Gomez. Van hem onthielden we een zeer waarheidsgetrouwe versie van Sonny Boy Williamsons 'Don't Start Me To Talking'. Met smaakvol gekozen covers als het funky 'Cheeper To Keep Her' (Little Johnny Taylor) richtten Giordano en Gomez zich ook naar de doorgewinterde bluesliefhebber. Chicagoveteraan Jimmy Burns – die zich op zaterdag door deze band zou laten begeleiden – keek vanuit de coulissen goedkeurend toe. Duvel Blues was goed begonnen! Op 12 maart 1991 – dat is dus ruim 24 jaar geleden – bliezen Chris Daniels & The Kings ons al eens meedogenloos van onze sokken in de Banana Peel in Ruiselede. Het zou dus een blij weerzien worden met de adjunct-professor 'music business' aan de universiteit van Colorado in Denver. Chris komt een tikkeltje clownesk over, maar vergist u zich vooral niet, want in zijn bio komt u een who's who van de blues en 'aanverwanten' tegen. Zijn band begeleidde o.a. The Coasters, The Drifters, The Platters, Bonnie Raitt en Bo Diddley. Na al die jaren klonk Daniels' funkblues ons nog steeds fris in de oren en het was even boffen want 'Bad Things', een aanstekelijk liedje dat al 24 jaar niet uit ons hoofd is te krijgen, speelde hij vanavond ook, naast heel wat werk uit de recente cd 'Funky To The Bone'. Een meerwaarde voor de band is de zwarte soulzanger Freddi Gowdy (ons verder volstrekt onbekend) die ondertussen een vast lid van The Kings is geworden. Een verrassing in de line-up was de Nederlandse rockgitarist Jan Rijbroek met wie Daniels een jarenlange vriendschap onderhoudt. Rijbroek presteerde knap op gitaar maar vocaal klinkt hij als een speenvarken dat men levend aan het spit rijgt. En dat paste zowaar zelfs bij het carnavaleske karakter van deze gekke maar muzikaal bekwame bende. Daarna was het de beurt aan Carolyn Wonderland, de kleine rosse opdonder uit Texas, die met haar gespierde trio (Cole El-Saleh op keyboard en drummer Rob Hooper) vooral putte uit haar albums 'Miss Understood' (2008) en Peace Meal (2011), waarvan het beste werk nu trouwens op een gloednieuw live-album is verzameld. Als zangeres maar ook als gitariste staat Carolyn als een huis en haar songs gaan ergens over. Het zijn liedjes waarin zelfrelativering, vallen en weer opstaan, centraal staan. Carolyn heeft bijgevolg een brede schare volgelingen en het Duvelpubliek reageerde positief. Ons heeft Wonderland – en we zijn daar eerlijk in – niet écht geraakt. Daarvoor staat haar muziek een tikkeltje te ver van de blues af. Het is een beetje... té Texaans, té southern rock, té... blank... Met de Nick Moss Band (de bandnaam The Flip Tops is al een tijdje in onbruik) eindigde de eerste festivaldag in schoonheid. In 2011 hielden we ons hart nog vast toen Moss op Moulin Blues in het Nederlandse Ospel zijn Chicagoblues wel definitief leek te hebben omgeruild voor een soort Chicagobluesrock. Het zal wel een zoektocht naar een eigen stijl zijn geweest en we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat Nick die eigen stijl eindelijk heeft gevonden. Dat komt, vermoeden we, voor een groot deel door de nieuwe bezetting van de band en dan vooral door zanger-gitarist Michael Leadbetter. Die komt uit de operawereld en zorgt in deze band voor een fikse inbreng op het vlak van R&B en soul. De Nick Moss Band bracht hier een lang maar van a tot z genietbaar concert. Het publiek droeg Michael op handen en Nick nam zijn tijd om zich tenvolle op gitaar uit te leven. Hij bouwde zijn solo's mooi op, stuurde elke stong naar een climax en hield zijn voeten steeds netjes op de trappers. Deze aardige blend van blues, soul, R&B en een vleugje rock bleek perfect gedoseerd en ingenieus geformuleerd. Eerder op de middag hadden we Nick al toevertrouwd dat hij op de cover van ons magazine zou prijken (zie BTTR 95) en zijn concert heeft ons alleen maar gesterkt in die keuze... Franky Bruneel
Zaterdag 30 mei Dit was een historische dag. De dag waarop wij zonder ons van weg te vergissen op Duvel Blues zijn geraakt... en ook weer terug thuis. Het is ooit heel anders geweest. Maar oké, geen kat die geïnteresseerd kan zijn in onze nachtelijke dwalingen in het hinterland van Puurs en Willebroek... Het festival? O ja, daarvoor waren we eigenlijk gekomen. De organisatoren hadden ook dit jaar weer een paar verDuveld leuke, verrassende acts naar Puurs gehaald. De beste set van de zaterdag was voor ons die van Luke Winslow-King feat. Roberto Luti. Luke is een soort singer-songwriter uit New Orleans, die zijn bijwijlen delta-achtige blues vermengt met wat country, hillbilly, gospel, rock, jazz, tex-mex, swampblues en nog een paar andere stijlen. Dit is de beste ‘Americana’-mix die we ooit hebben gehoord. En dat alles is dan gekruid met de geweldige slide van Luti. Het stilistisch verfijnde werk van Luke zou eigenlijk moeten vloeken met het (soms) brute geweld van Luti, maar niets is minder waar. Beide stijlen vullen mekaar tot in de perfectie aan. Luke speelt in hoofdzaak eigen werk met af en toe een classic die hij zelf leuk vindt. Met de klassieker ‘Fish Ain’t Biting’ krijgt hij zelfs de ganse tent aan het meebrullen. En met het voodoo-achtige ‘Down To Louisiana’ en het oeroude ‘Graveyard Blues’ zorgt hij dan weer voor een paar meer ingetogen momenten. De half, of helemaal, zatte liefhebber die vanuit het publiek 'Play some blues!' schreeuwt, heeft er eigenlijk niets van begrepen... Ook goed maar, voor ons dan, een tikkeltje minder boeiend, was de set van Rick Vito uit Nashville, Tennessee. Rick, die een tijdje bij Fleetwood Mac speelde, speelt een al bij al degelijke, goed gevarieerde set. Rick doet geen geweldige dingen, neemt eigenlijk niet veel risico en speelt dus een beetje op zeker. Qua stem lijkt hij soms wel, vooral dan in ‘You can Run, But You Can’t Hide’, op Lonnie Mack. ‘Red Hot Gall’ moet dan weer een eerbetoon aan Elmore James zijn en met ‘Black Magic Woman’ en de toegift ‘Albatros’ grijpt hij terug naar zijn Fleetwood Mac-verleden. We zegden het al en we zullen het nog één keertje herhalen: Rick speelde een goede set, niet uitermate boeiend, maar degelijk en gezond entertainment. Wij waren, en zijn nog steeds, fan van Janis Joplin. En de overvloedig ‘geïnkte’ Canadese Layla Zoe zou, volgens de voorhanden zijnde info, de nieuwe Janis Joplin zijn. Wij uiteraard benieuwd, en… jawel, Layla heeft, qua stem en looks, wel iets van Janis. Layla komt op in een verschrikkelijk lelijke zwarte jurk en gooit zich dan, letterlijk bijna, met volle overgave op ‘I’ve Been Down’. Zij gaat redelijk wild tekeer en een stevige portie bluesrock wordt dan ook ons deel. Zelfs een trage(re) blues durft wel een beetje ontsporen naar rock, vooral dan als er (weer) een ellenlange gitaarsolo volgt van haar maatje-gitarist. Layla is ook interactief met het publiek en voor de op de ultieme shot beluste fotografen neemt zij haar mooiste poses aan. Voor het merendeel van de aanwezigen is dit een goede, stevige show. Het is echter niet écht ons ding... O ja, en dat was er ook nog Wim ‘Howlin’ Bill’ de Vos die om half vier, natuurlijk in de namiddag!, de festiviteiten van de zaterdag op gang mocht trekken. Een Belgische (Antwerpse) band als opener, het is zo een beetje een Duvelse traditie. En Wim (zang en harmonica) doet dat op de manier die we van hem gewend zijn: nogal wat boogie en rock, maar toch ook een flinke scheut blues. Wim zingt, naar eigen zeggen, over drank, gezondheid (?) en… vrouwen. Een Duvelse combinatie, zouden we zeggen... Jean Bervoets
Duvel Blues 2015 sloot af zoals het was begonnen: met het geweldige duo Luca Giordano en Quique Gomez, ditmaal uit het voetlicht want dát scheen op Jimmy Burns. Jimmy werd geboren in 1943 in Dublin, Mississippi maar bracht zo goed als zijn hele leven in Chicago door. Zijn oudere broer, wijlen Eddie 'Guitar' Burns, was een icoon van de bluesscene in Detroit. Jimmy's verhaal is klassiek: zoon van een deelpachter, gitaar leren spelen op de plantage, zingen in de kerk maar gebeten door de blues van de straat, uitgeweken naar Chicago, met wisselend succes wat aangemodderd in de jaren '60, een gezin uitgebouwd in de jaren '70 en '80 en zich uiteindelijk in de jaren '90 terug op de muziek gestort en deze keer mét succes. Bob Koester van Delmark Records ontdekte Burns in de Smokedaddy en de rest is geschiedenis. Tegenwoordig leidt Jimmy Burns de jamsessies in Buddy Guy's Legends en we hoeven u wellicht niet te vertellen dat het de crème de la crème van Chicagobluesmuzikanten is, die in Legends komen jammen. Burns dwong van het Duvelpubliek een diep respect af. Ook al was het al een lange festivaldag geweest, toch hield hij met eigentijdse Chicagobluessongs de aandacht vast. Luca en Quique straalden als gloeilampen. Samen met het publiek genoten ze zelf van wat ze daar in het gezelschap van de legendarische veteraan stonden te doen. In de Tiendenschuur Op zaterdag waren er ook weer intieme concerten in de historische Tiendenschuur. Het is een inmiddels beproefd recept van Duvel Blues en wie ervan wil proeven, moet zich er tijdig heen reppen. En of het smullen was! Nogal vrij spectaculair waren Gordie MacKeeman & His Rhythm Boys uit Charlottetown op Prince Edward Island, een onooglijk eilandje net boven Nova Scotia, in Canada dus. Deze multi-instrumentalisten brengen een licht ontvlambare mix van traditionele dansmuziek uit hun streek, polka's, bluegrass, folk, hillbilly en hier en daar zelfs een Keltische zweem. MacKeeman is een meesterlijke fiddlespeler. “Ik zit al sinds mijn negende in de plaatselijke fiddleclub”, zei hij. “Ik was er de jongste, en de op één na jongste was achterin de zestig. Ik had daar heel wat muzikale opa's.” Gordie wringt zijn rubberen benen ettelijke keren in duizend bochten want als hij mag soleren, dan tapdanst hij erbij. Het is een vrij hilarish zicht, maar klinken doet het wel. En met de energie waarmee hij tapdanst, zijn we er haast van overtuigd dat hij om de maand nieuwe hoefijzers van doen heeft. U vraagt zich af of dit wel iets voor een bluesfestival was? Wel... in elk geval hebben ook de bluesliefhebbers hier mateloos van genoten. Bluesfans zijn geen oogkleppers en hebben er geen bezwaar tegen dat ter ondersteuning van de muzikale variatie ook eens leentjebuur wordt gespeeld bij een ander nichegenre. Maar dan wel een niche die net zo'n behaaglijk nest is als de blues zelf, zodat de bluesliefhebber nog steeds kan thuiskomen op z'n festival. Deze band was in dit verband een perfecte keuze! Ook het trio van Big Daddy Wilson oogstte succes. Deze bluesman komt uit North Carolina maar resideert in Duitsland en komt via het Franse label DixieFrog regelmatig in onze cd-spelers terecht. De drummer-zanger-songwriter bracht warme, soulvolle blues en kreeg hierbij ruggensteun van een Italiaanse gitarist en bassist. “Waar kennen we die gitarist toch van”, vroeg een dame in de rij achter ons zich gedurende de eerste vier nummers af. Plots wist ze het, maar ze kon er niet opkomen. Toen iemand haar uit haar lijden verloste met de mededeling dat dit Roberto Morbioli van de groep Morblus was, kon ze eindelijk van de muziek beginnen genieten. En genietbaar waren de twee ingetogen sets absoluut. Wij onthielden 'Stranger In My Own Hometown' en 'John The Revelator' als hoogtepunten. Franky Bruneel
terug naar de index van de concert- en festivalrecensies
|
foto's: © Franky Bruneel _____________________
|