Moulin Blues
Ospeldijk, Ospel (NL) - 1 en 2 mei 2015


Vrijdag, grote tent

Zoals facebook en twitter sociale media zijn, zo zijn festivals, blues- of andere, ook sociale gebeurtenissen of evenementen. Sommige festivalacts lenen zich uiteraard meer tot ‘socializen’ dan andere. Zo leent, vinden wij, op een bluesfestival… bluesrock zich niet écht tot sereen en intensief luisteren en is hier bijgevolg meer ruimte om je te onderhouden met vrienden en kennissen die je al een tijdje niet meer hebt gezien of gehoord. Maar… een intensief luistermoment was er op vrijdag wél bij de set van Mavis Staples. Mavis is klein van gestalte, maar wat ze allemaal via haar stembanden uit haar longen perst, is bijwijlen fenomenaal. Soul, blues en gospel zijn haar ding en dat brengt ze allemaal met volle overtuiging en podiumvullende présence. ‘I’m a soul girl!’ zegt ze en dat is echt niet gelogen. Ze zou ook, zonder veel tegenkanting, best de titel van ‘Queen of blues and soul’ voor zich kunnen opeisen. Mavis sleept een keur aan schitterende muzikanten met zich mee van wie Rick Holmstrom (gitaar), Stephen Hodges (drums) en Jeff Turmes (bas) wel de bekendsten zijn. Wij persoonlijk hadden graag wat meer Holmstrom gehoord, maar al bij al was de set geweldig, op het perfecte af.

Eerder op de dag had de burgemeester van Nederweert, lijkt ons overigens een capabele kerel, het gebeuren in het Ospels of het Nederweerts, waarvan wij geen woord begrepen, geopend. En de twijfelachtige eer om het prestigieuze Moulin Blues 2015 op gang te trekken was weggelegd voor The Hightones. Zoals SAAB, Volvo, Nilfisk en IKEA komen The Hightones uit (Karlstad) Zweden. En zoals dat met Zweedse bands nogal eens het geval durft zijn, brengen zij een mix van uptempo blues en rock-‘n-roll, in een klassieke bezetting van gitaar, zang, harmonica, bas en drums. Invloeden zijn overduidelijk T-Birds, James Harman en andere harpvirtuozen. Af en toe horen wij ook wel een flard Lester Butler. The Hightones acteren degelijk, maar niet overdreven geweldig en zij zullen bij ons geen onuitwisbare indruk nalaten.

Het woord (?) is dan aan John The Conqueror (Pierre Moore), oorspronkelijk uit Jackson, Mississippi, the cradle of the blues. Maar, zoals het de laatste tijd met die jonge Mississippians wel meer gebeurt, heeft John (Pierre) zich op de bluesrock gestort. En dat vinden wij geen toe te juichen evolutie. We begrijpen dat ergens wel. Die jonge gasten willen ‘instant’ succes, willen niet echt meer blijven vastzitten in de 'Mississippi-cottonfields'. En wat wil de jeugd in Mississippi en de rest van de wereld ? Juist, dat snelle, dat luide, dat harde… ook in de blues. Er zijn, en we willen daar heel eerlijk in zijn, raakpunten met de traditionele blues, zeer zeker wel, maar dit is blues (?) voor de jeugd en wij, die zijn opgegroeid met de traditionele Mississippiblues, worden hier een beetje buitenspel gezet. Niet erg, maar een heel klein beetje spijtig.

En dan was er ook nog Joanne Shaw Taylor. Ze is een goede gitariste, maar qua zang niet echt een nachtegaal. Zij, en haar band, zijn goed in de snellere, luidere, uptempo nummers, maar in de rustiger bluesnummers staan ze niet zo heel stevig. Bluesrock wordt, nog maar eens, ons deel met de klemtoon op rock en niet zo overduidelijk op blues. Rock die bijwijlen ook heel erg neigt naar pop. JST doet gloeiend haar rockende best, maar onze ‘cup of tea’ is het niet dadelijk.

Om de vrijdag in stijl en schoonheid af te ronden, had de organisatie gedacht aan The Devon Allman Band. Devon is inderdaad de zoon van Gregg Allman en dus het neefje van de te vroeg overleden Duane Allman. Het is niet zo dat Devon voluit het Allman Brothers-geluid meedraagt, maar er zijn raakpunten. Devon, nog jong als hij is, heeft gekozen voor het… hardere (luidere) segment in de blues. Zijn blues is stevig, op het bluesrockerige af, en funky, maar toch heel erg toegankelijk. Uiteraard horen we veel, en luide, gitaar, maar toch stoort dat (ons) niet echt. Soul, blues, funk, pop, en daarbij een goede stem, maken dat de Devon Allman Band nooit verveelt. Integendeel. Wij zijn misschien nogal eens (te) kritisch, maar de act van Devon Allman hebben we tot het laatste akkoord uitgehoord, en dat betekent toch wel iets. Overigens hoorden we ook een prima interpretatie van ‘Forever Man' (Clapton).

Vrijdag, Moulin Blues Café

Ondertussen, tijdens de ombouwpauzes, kunnen wij in het Moulin Blues Café genieten van, onder andere, de esbattementen van excentriekeling Ralph ‘klompenman’ de Jongh. Nee, Ralph is geen zoon van Michael, maar zijn gedrevenheid is even groot, en misschien nog groter. Als we zijn ‘blues’ moeten omschrijven, kunnen we termen gebruiken als bluesrock en protestblues, maar dan allemaal in de overtreffende trap en wat te schreeuwerig overdreven. Zijn klompengestamp is… leuk, een gimmick, maar niet echt nodig om zijn boodschap over te brengen. Wij worden echt niet vrolijk van de blues van Ralph de Jongh, terwijl dat eigenlijk wél zo zou moeten zijn, want was het niet B.B. King die ooit zei: ”De blues zouden eigenlijk de happies moeten heten.”?

Heel wat vrolijker gaat het eraan toe bij WB & The Mercenaries. WB is niemand anders dan de alom bekende, vermaarde, beroemde Walter Broes, frontman van de (vroegere) Seatsniffers. En dan weten we het wel zo ongeveer. Walter trekt het lijntje gewoon door. Met een driemansformatie à la The Paladins krijgen we rockabilly, 'early rock' en rock-‘n-roll geserveerd. We herkennen Lazy Lester, maar ook Chuck Berry. Voor de puristen niet écht blues, maar toch een aanvaard aanverwant genre. Leuke setjes.

Jean Bervoets

Zaterdag, grote tent

Tussen de concerten door hebben we uiteraard in de wandelgangen gepolst naar reacties van collega's en 'gewone' festivalgangers. Het is eigenlijk fascinerend, hoe iedereen zijn eigen favoriete acts heeft en vooral dat de opgeworpen namen steeds verschillen. Dit betekent enerzijds dat Moulin Blues voor elk wat wils te bieden heeft. Maar wanneer we vanuit een journalistieke visie grenzen aftastten, en daarbij al eens kritische bedenkingen maakten over de aanwezigheid van bepaalde artiesten op dit 'blues'festival, dan kregen we eigenlijk meermaals een reactie in de zin van 'alles hangt af van hoe breed je blues definieert'. Nou, wij definiëren de blues niet, want blues is blues, en die hoeft niet opnieuw te worden gedefinieerd...

Kijk, wat we bedoelen is dat we het eigenlijk een tikkeltje jammer vonden om vast te stellen dat John Knight & Soulstack ons duidelijk hebben gemaakt dat er naast bluesrock tegenwoordig ook soulrock of gospelrock, zo u wil, bestaat. En voor ons hoeven al die deelgenres van de blues niet te worden 'verrockt'. We vinden het ook een tikkeltje jammer dat iemand als Kent Burnside (kleinzoon van) zijn North Hill Mississippi countryblues hier danig liet verblanken door de zo goed als nutteloze inbreng van, bijvoorbeeld, Jimmy Wood en het feit dat naar het eind van zijn show toe, de 44's voltallig aan het meespelen waren, ondanks hun overigens toch wel aardige Otis Rush-interpretaties. The 44's hoorden we trouwens veelvuldig vernoemd als hoogtepunt en eigenlijk konden we ons best wel vinden in de manier waarop zij de klank van Magic Sam reconstrueerden in 'Take It Easy Baby'. In deze band zat trouwens de verdienstelijke 20-jarige harmonicaspeler Jacob Huffman. Hij is een leerling van Rod Piazza en dat bedoelen we letterlijk. Rod noemt hem 'Jacob Walters', vanwege hun gemeenschappelijke bewondering voor Little Walter (Walter Jacobs). Deze jonge knul blies op een niveau dat veel euroharpers jaloers maakt, maar hier gaf de klankman hem een iets te schel geluid mee. The 44's poneerden wel een uitstekend voorbeeld van welgemeende blanke liefde voor zwarte muziek en de feestelijke variant van opzwepende westkustblues. Een pluim gaat hierbij naar bassist Mike Hightower en gastgitarist Kid Ramos.

Wil u weten wie onze favorieten waren? Wie ons een beetje kent, beseft dat we hier een retorische vraag stellen. We hadden immers vooraf voorspeld dat Mr. Sipp in Ospel een bom zou laten ontploffen. De winnaar van de International Blues Challenge 2014 maakte iedereen duidelijk waarom hij vanuit het niets plotsklaps op de podia van alle grote festivals in de States is terechtgekomen. Ook hier brachten de energieke performer en zijn band een show waarbij ze anderhalf uur lang krachtige, pulserende, moderne en verstedelijkte Mississippiblues in naadloos aan elkaar geregen eigen nummers kwistig over het publiek uitkapten. Castro 'Mr. Sipp' Coleman putte zowel uit zijn eerste zelfgeproducete cd uit 2014 als uit zijn gloednieuwe cd op het gerenommeerde Malaco Records (hét instituut voor kwalitatieve zuiderse zwarte blues). Onvermoeibaar poneerde Castro sterke nummers met grooves en licks uit dansbare genres (anderen gebruiken die zelfs in disco) die steeds blues bleven klinken. En dát is nu net de kunst die alleen de échte bluesartiesten verstaan: het vermogen om alles blues te laten klinken. Dat is dus net het omgekeerde van wat het gros tegenwoordig doet: blues laten klinken als... alles, behalve blues. Met een wel tien minuten durende gitaarsolo, al wandelend door het publiek, veroverde Mr. Sipp alle bluesharten. Het publiek reageerde uitzinnig en we nodigen iedereen uit om eerlijk met zichzelf te zijn en te beamen dat we hier niet uit onze nek lullen. Met acts als Mr. Sipp en natuurlijk ook Selwyn Birchwood liet het publiek overduidelijk merken wat bluesliefhebbers op een bluesfestival willen horen, namelijk... blues!

Ook bij Selwyn vierden de publieke reacties op een eerlijke manier hoogtij, dus zonder de platgetreden good-times-roll-toestanden. Ook hij heeft beklijvend eigen materiaal en songs die blijven nazinderen. De slow 'Love Me Again' was in dit opzicht hét hoogtepunt van zijn optreden, een textueel en instrumentaal pareltje zoals alleen de allergrootsten dit kunnen. Ook Selwyns naam hebben we achteraf meermaals horen vallen als 'het beste van de dag' en daarbij had men het ook expliciet over zijn vocale capaciteiten. Hij is pas dertig, maar hij klinkt als een doorleefde meester. In zijn songs communiceerde Selwyn op een warmhartige manier met het publiek. Met zijn ontwapenende glimlach pakte hij iedereen moeiteloos in. En ook hij ging in het publiek spelen. Niet om zich snel en gemakkelijk succes toe te eigenen, maar om de verbondenheid met zijn toeschouwers kracht bij te zetten. Het eigentijdse van zijn muziek houdt voor de blues een garantie voor de toekomst in en dat heeft Alligator Records, zijn platenlabel, goed begrepen. Met Selwyn Birchwood hebben ze een goudhaantje in huis gehaald. In augustus zien we deze winnaar van de International Blues Challenge 2013 met plezier terug op het (Ge)Varenwinkelfestival.

Eerder op de middag kwam ook The Boom Band voorbij. Dit collectief van gerenommeerde Britse bluesmannen zagen we ook al in Heerlen en toen was het gezamenlijk geluid als band niet de optelsom van de individuele talenten. Hier verging het hen wat beter. Opperboomer Marcus Bonfanti was er niet en Ian Siegal verving hem. Deze magneet trok natuurlijk alle aandacht naar zich toe en plaatste zijn confraters daar waar ze thuishoorden: in de rol van gedegen begeleiders. Hammondspeler Paddy Milner, toch wel één van de besten in Europa, kwam, naast Siegal, geregeld bovendrijven.

Rest ons nog een woordje over de opener en het sluitstuk. Eerst de afsluiter. In 2010 won de Canadese Matt Andersen de International Blues Challenge in Memphis. Dat is ietwat verwonderlijk, maar tegelijk ook weer niet. Verwonderlijk omdat de man eigenlijk folk speelt. Maar dat deed Mississippi John Hurt in zijn tijd ook, en toch catalogeert men hem onder de noemer blues. Men zegt van Andersen dat hij ook in zijn eentje, op een akoestische gitaar, de tent had kunnen vullen, en niet alleen vanwege zijn omvangrijke verschijning. De fijnbesnaarde bard bracht hier een professionele set, omringd door een klasseband, inclusief een aardige blazerssectie. Het was echter al laat op de avond, het was al mooi geweest, en met Selwyn Birchwood en Mr. Sipp hadden de bluesliefhebbers al gekregen waarvoor ze naar Ospel waren gekomen. Eigenlijk zouden we Andersen eens in een clubsetting moeten zien, zodat hij de onverdeelde aandacht krijgt die hem hier, in deze omstandigheden, niet te beurt viel.

Beter verging het de Belgische opener Lightnin' Guy Verlinde. Om klokslag twaalf uur ('s middags dus) was al een zeer talrijk publiek komen opdagen. “Godverdomme, dat doet deugd”, liet de uitgelaten Guy zich in alle eerlijkheid ontvallen. Hier scoorde de underdog. 'You Can Be The One You Want', 'Release Yourself From Fear' (luidkeels meegebruld door de toehoorders) en de titelsong van zijn nieuwe cd 'Better Days Ahead' spreken voor zich. Deze bezetting van The Mighty Gators is duidelijk de sterkste tot hiertoe en dat komt voornamelijk door de inbreng van gitarist Toon Vlerick. We zagen het beste optreden van Guy Verlinde tot hiertoe. Het was een schoolvoorbeeld van hoe je ook zonder de spreekwoordelijke twaalf maten en drie akkoorden maar met eerlijke intensiteit en beleving het bluesgevoel kunt overbrengen...

Franky Bruneel

Zaterdag, Moulin Blues Café

On stage in het Moulin Blues Café… Hat Fitz & Cara Robinson. Fitz, gitaar en zang, komt uit Queensland, Australië, en Cara, drums en zang, is een temperamentvolle Ierse. Op drums is Cara helemaal niet uitzonderlijk, maar haar stem maakt veel goed. Dat rauwe Australische, samen met dat… rauwe Ierse blijkt al bij al toch een geslaagde combinatie. Hun set is goed, niet overweldigend, maar gewoon goed en wij kunnen ons best voorstellen dat dit duo in een of andere ‘outback’ joint in Australië of pub in Ierland heel wat bijval zou genereren.

En wat dan te zeggen van Daddy Long Legs, een driekoppig stelletje ongeregeld uit Brooklyn, New York? Wat zij brengen is van het ruigste soort punkblues dat we al hebben gehoord. Als het woord nog niet bestond is het bij deze uitgevonden. Wij krijgen dus een stevige portie ‘grootstadpunkblues’ over ons uitgegoten, al is de term blues hier duidelijk niet op zijn plaats.

Uit Dordrecht komt het Dry Riverbed Trio, met Dusty Ciggaar (gitaar, zang), Darryll Ciggaar (drums, zang) en Ronald Tilgenkamp (contrabas, zang). Het wordt een beetje een Paladins-achtige set met good time rockabilly, 'early rock' en stomping rock-‘n-roll. Leuke set.

En met het gesplitte en ter gelegenheid van de release van hun ‘best of’ cd weer samengekomen T-99 krijgen we nog maar eens een rockabilly- en rock-‘n-roll band gepresenteerd. T-99 staat ook voor rootsrock, garagerock en zelfs surf. Is dat allemaal niet een heel klein beetje te veel van het goede, vroegen wij ons stilletjes af. Een tikkeltje wel, ja. Maar dat is een heel persoonlijke appreciatie van het aanbod.

Jean Bervoets


reageer op dit artikel

terug naar de index van de concert- en festivalrecensies

  • Naast de concert- en festivalverslagen op deze website is Back To The Roots sinds 1995 het meest complete en veelzijdige tijdschrift voor blues en verwante muziekstijlen. Vijf keer per jaar brengen we u nieuws, achtergrond, interviews, reportages, cd- en dvd-recensies, boeken, de meest complete blueskalender, enz... Nog geen abonnee? Klik hier voor meer info.
     

    
      foto's:
      ©
Franky Bruneel & Peter Jacobs

      _____________________