|
||
|
Qua sfeer deed de site ons ietwat terugmijmeren naar het vroegere Handzame Bluesfestival. Een grote tent op een boogscheut van de kerk in een speldenkopdorp, een gemoedelijke campingsfeer errond en ogenschijnlijk veel, zeer veel, trouwe bezoekers van het festival. Hun 'Kwadendamme blues-t-shirts' zijn het bewijs dat ze tot dezelfde 'gang' behoren. Deze uitgebreide bluesfamilie heeft twee stamvaders: Kees Wielemaker en Peter Kempe. Kees (van Pedaal Productions) en Peter (de zingende drummer van The Juke Joints) zijn de drijvende krachten achter dit festival. Drijvende krachten in een polderstreek vol welen en kreekresten? Moet kunnen! Na hen bij wijze van elementaire beleefdheid te hebben begroet, konden we ons vervolgens laveloos onderdompelen in de muziek... vrijdag Om 17 uur stipt werden we gewekt door het Britse powerbluestrio Tony Dowler's Hellhounds. 'Stevig krachtvoer voor fans van Rory Gallagher', dachten we toen Tony zijn vingervlugge gitaristische kneepjes etaleerde in 'Little Country Girl'. En hoe typisch Brits deze bluesrock ook klonk, de band speelde ook de SRV-klassieker 'Pride & Joy', enigszins gefnuikt door Tony's middelmatige zang. Dit laatste detail is echter bijzaak want al bij al waren we behoorlijk met verstomming geslagen door het feit dat bluesrock ook ergens goed kan klinken. Ergens, dat slaat dus op de plaats, Kwadendamme in casu, waar de mix en het volume prima op dit soort muziek waren afgestemd. Je krijgt nooit een tweede kans om een goede eerste indruk te maken maar Tony Dowler's Hellhounds stemden ons alvast positief. Na dit concert trok de Nederlander Robert Den Hartigh onze aandacht. Hij ziet eruit als een eenzame zwerver 'long long way from home' en speelt solo akoestische blues, geïnspireerd op mensen als o.a. Leadbelly en Lightnin' Hopkins. Hier kleurde hij twee ombouwpauzes nuttig in vanop een piepklein podiumpje in een zijtentje dat nauwelijks groter is dan dat podiumpje zelf. Het is allemaal heel gemoedelijk en Robert slaagde er moeiteloos in om zijn liefde voor de onbezondigde plattelandsblues van weleer over te zetten op de bosjes toeschouwers die rond het tentje waren komen drommen. Vervolgens wisselden Little Steve en Eliana Cargnelutti van plaats. Neen, daarmee bedoelen we niet dat ze in elkaars band zijn gaan spelen, dat zou stilistisch niet hebben gewerkt, vrezen we. We bedoelen dat de jonge Noord-Italiaanse Eliana haasje over heeft willen spelen omdat een aantal bandleden van The Big Beat uitgebreid van de files rond het Antwerpse aan het genieten waren. Eliana Cargnelutti is één van de talrijke bluesmadammen van het Duitse label Ruf Records. Ze leek ons best wel een leuk wicht, maar leuk noch sympathiek zijn genoeg. Eliana speelde eigentijdse bluesrock en dat deze gitariste een professionele jazzscholing in de vingers heeft, was hoorbaar. Maar net zo hoorbaar waren haar vreselijke accent en het feit dat ze niet steeds even toonvast zingt... Eigenlijk was deze wissel een goede zaak, want Little Steve & The Big Beat waren van een veel robuuster kaliber, zodat hun concert op prime time ideaal uitviel. Voor de mensen die het nog niet wisten... Little Steve (Steven van der Nat) is ook gitarist in de band van Steven Troch maar dit is dus het eigen project van deze Nederlander. “Als je goed luistert, dan zul je horen dat zijn roots in de Chicagoblues liggen, maar die twee blazers geven het meer een rhythm and bluesfeel” had iemand uit de entourage van de band ons vooraf nog geleerd. Nou, wij hebben goed geluisterd, voor een groot gedeelte van de show met open mond zelfs, maar wij hebben geen Chicagoblues gehoord. Geen, noppes, niets, nada Chicago. Maar wat we wél hebben gehoord, zeer duidelijk zelfs, waren de omnipresente geesten van Lightnin' Slim, Whispering Smith, Slim Harpo en Guitar Slim. Nou ja, Guitar Slim is nog in leven, alleen heet hij nu Lonnie Brooks en speelt hij nu... eh... Chicagoblues. Het hele oeuvre van Little Steve & The Big Beat lijkt wel van de schappen van mensen als J.D. Miller en Eddie Shuler geplukt, de twee legendarische producers die in de jaren 50 en 60 de swampblues in de Louisiaanse golfkustregio vorm gaven. Het is gedurfd en origineel voor een Nederlandse band om deze stijl te spelen, maar Steven doet dat meesterlijk! Bovendien is hij een magistraal zanger. Zonder ook maar de minste twijfel was dit optreden vanwege de authenticiteit van de uitvoeringen één van de hoogtepunten van het festival. De reactie van het publiek was navenant. Uiteraard loopt onze visie niet altijd klokvast simultaan met die van het gros der toeschouwers. Een groot gedeelte van dat gros was immers speciaal hier voor de Californische band Johnny Mastro & Mama's Boys. Mastro is door de jaren heen een cultfiguur geworden. Een soort halfgod van de harmonica die probeert te vermijden dat schoolkinderen aardappelen roosteren in de eeuwige vlam van wijlen Lester Butler. Okay, Mastro is met de jaren inderdaad al beter harmonica gaan spelen, maar hij weet nog steeds niet waarvoor dat knopje op de chromatische harp dient. Dat zien wij. En dat horen wij ook. Maar wat wij zien en horen doet er soms niet toe. Het publiek lust gewoon Mastro's stevige trancebluesrockpap en dat was hier in Kwadendamme niet anders. Ook bij de vrijdagse afsluiter, Jeff Jensen uit Nashville, hebben we iets gezien en gehoord. Namelijk dat hij in zijn eigentijdse en eigenzinnige bluessongs heel veel gesofisticeerde jazzakkoorden implementeert. Het is ons ook opgevallen dat nogal wat mensen op de voorste rijen de nummers uit de cd 'Morose Elephant' stonden mee te zingen. En dat was, voor alle duidelijkheid, geen nachtelijk Jupilergebral. Die mensen kenden de teksten echt wel. Uiteraard was de prachtsong 'Make It Trough' het vroege hoogtepunt van de set. Jeff Jensen is het archetype van de moderne bluesman: iemand die muzikale techniciteit en eigen ideeën en opvattingen handig verpakt in een show met veel passie, energie en mimiek. Iemand die over het muzikale bluesmuurtje durft kijken, maar gelukkig het gras van de buren niet bezeikt. zaterdag Na een verkwikkende nachtrust in het nabijgelegen Wemeldinge, of all places, in diezelfde Zak van Zuid-Beveland dus, hebben wij onze zaterdagochtend nuttig besteed door het verslag van Moulin Blues online te plaatsen. We gaan daar verder niet veel over zeggen. Er slapen nog teveel honden. Wanneer we rond enen de bluestent in Kwadendamme binnenschuifelden, overviel ons een brede grijns. Het Dry Riverbed Trio was al aan het spelen en wij vonden dat bijzonder lekker klinken. De groepsnaam was tot dusver aan onze doorgaans redelijk onfeilbare aandacht ontsnapt, maar bleek daar toch wel de fameuze gitarist Dusty Ciggaar (van The Rhythm Chiefs en Ian Siegals band) aan het werk te zijn zeker? We hoorden veel hillbilly, Johnny Cashtreintjes, hiccup-rock-'n-roll à la vroege Elvis en een Willie Nelson op speed. Het jeugdige enthousiasme van dit trio bracht dit alles tot een kruidig kookpunt. En net zoals de dag ervoor zorgde de eerste pauzeact voor een schril maar aangenaam contrast. In het kleine pieptentje speelde de Noor Daniel Eriksen solo akoestische deltablues. 'Skinny Woman' van R.L. Burnside, 'Grinnin' In Your Face', 'I'm A Country Boy Down in New Orleans' en zo van die dingen. Best wel onderhoudend en leuk... Daarna was het de beurt aan de 23-jarige Laurence Jones. Hij is zowat de nieuwe jonge hond van de Britse bluesrock. Geen pitbull, maar een braaf beest. Een cocker-spaniel of zoiets. Zijn bluesrock bleek allesbehalve plat gerampetamp. Laurence Jones kan doseren, kan een song naar een climax opbouwen, heeft trouwens mooie melodische songs en zingt ongeforceerd met een mature stem. Wellicht zal niemand ons verwijten maken omdat we hier de term 'supertalent' in de mond durven nemen. Zijn nieuwe cd is trouwens geproducet door de legendarische Mike Vernon van Blue Horizon en dat wil al wat zeggen. “Slecht nieuws voor de fans van Kellie Rucker”, zei Wim De Vos uit Antwerpen, alias Howlin' Bill, vervolgens tot het publiek. “Slecht nieuws voor de fans van Kellie Rucker... want ze komt niet. Goed nieuws voor de mensen die ons graag horen... Kellie Rucker komt niet”. Meteen maakte Howlin Bill ons duidelijk waarom hij op Kwadendamme stond, maar hij voegde daar behendig aan toe dat hij altijd al eens in Kwadendamme had willen spelen. Wat volgde, was het beproefde en al vaak geproefde recept van bluesy rockabilly met nogal wat dramatiek in liedjes die vrijwel allemaal op Wims persoonlijke levensleest zijn geschoeid. Het Nederlandse publiek reageerde heel ontvankelijk op hun zuiderburen. Beter toch dan het enthousiasme dat ze voor het Australisch-Ierse duo Hat Fitz & Cara veil hadden. De twee deden ongelooflijk hun best met folkblues waarin toch heel wat sterke momenten zaten, vooral wanneer Cara zong, want ze kan dat goed. Toch leek het een beetje alsof de pauzemuziek ditkeer in de grote tent werd gespeeld. Misschien was dat het. Was die tent, met ruim 1200 mensen erin, niet te groot voor de intimistische muziek van een duo? Die gedachte schoot ons te binnen bij het aanschouwen van de aanstekelijkheid van de rudimentaire Mississippiblues die het Nederlandse collectief The Black Mambo Boogie bracht in de kleine poppenkast. Wat volgde, was een op voorhand gewonnen thuismatch: The Juke Joints op prime time op hun eigen festival. Ze doen het jaarlijks over en het publiek kan er maar niet genoeg van krijgen. Wanneer The Juke Joints hier spelen, dan kunt u zonder schroom buiten de grote tent gewoon in uw bloot gat lopen. Het pleintje met de eetstandjes en de poppenkast: leeg! De omgeving rond het festivalterrein: leeg! De camping: leeg! De grote festivaltent: tot de nok gevuld met een kolkende massa bluesrockliefhebbers, in zeventien lagen boven elkaar gestapeld en wroetend als meelwormen met adhd... Morgen we aan het einde van dit verslagje de volgorde even overhoop gooien? We zouden immers – zoals het hoort – met een hoogtepunt willen eindigen en daarom gaan we eerst vlug nog iets zeggen over de laatste band. Revel In Dimes, uit Brooklyn (New York) is een cultbandje dat vette trance-blues-rock-soul brengt en waarin het niet onknappe zangeresje Kia Warren de plak zwaait. Ze bedient ook een elektronisch toestelletje waarmee ze haar zang van allerlei effectjes en echootjes kan voorzien. Wij vonden het allemaal een tikkeltje monotoon maar op dit nachtelijke uur kon een murwgeslagen publiek niet veel meer hebben dan een eenvoudige ophitsende beat en wat grootstedelijke zwarte feestvreugde... En dan nu dat hoogtepunt waarmee we willen eindigen. Eigenlijk was hij de headliner van het festival: Vasti Jackson uit McComb, Mississippi. Voor wie Vasti is, en wat Vasti allemaal al heeft gedaan, verwijzen we u naar nummer 99 van ons tijdschrift (eind mei 2016). Laat ons hier stellen dat hij in de muziekscene rond Jackson, Mississippi én daarbuiten met God en heel de wereld heeft gespeeld. Van Little Milton tot Katie Webster, van Bobby Rush tot Luther Allison en ga zo maar door. Hij producet andere artiesten, werkt mee aan het project Playing For Change, maakt filmmuziek enzovoort... Met bassist Bart Kamp, toetsenman Govert Van Der Kolm en drummer Frank Duindam werd Vasti hier bijgestaan door een bijzonder sterke en gereputeerde Nederlandse begeleidingsband. Vasti kwam, zag en overwon! Mogen we dat zo zeggen? We weten het, het is een cliché. Als een magneet zoog Vasti de onverdeelde aandacht naar zich toe. Zijn gitaar klonk snedig, zijn solo's waren vingervlug maar trefzeker, zijn intense mimiek ondersteunde het heftige in zijn muziek, zijn gitaar sprak, schreeuwde, gromde en huilde. Hier was een bluesman van het puurste soort aan het werk, ook al kleurde die bluesman ook smaakvol buiten de lijntjes. Na heel wat eigen nummers (waaronder 'Blues Booty') deed Vasti een verpletterende versie van 'Purple Rain'. De hele tent zong mee. De mensen ook. Wat later ging hij reggae in Bob Marley's 'Stir It Up' om te eindigen met een lang uitgesponnen versie van 'Thrill Is Gone' waarbij hij meermaals zijn gelegenheidsbegeleiders liet soleren en hen uitvoerig bedankte. Dat mocht ook wel, want hij had hen hard laten werken. Vasti kan namelijk zelf ook overweg met bas, drums en toetsen en dat maakt hem tijdens optredens een soort controlefreak die zijn metgezellen constant aanwijzingen geeft over hoe hij wil dat zijn ding klinkt. Eigenlijk sieren die doortastendheid, passie en overgave hem wel. Wij, en samen met ons vele andere bluesfans, hebben genoten van Vasti Jackson. Een prima keus, Kees! Kwadendamme 2016. Het was de moeite waard. We hebben ons welkom gevoeld bij deze bluesfamilie en zelfs het verwende bluesnest in ons heeft zich behoorlijk vermaakt. Eigenlijk is het zo slecht nog niet, wanneer een vrijdag de dertiende maar liefst twee dagen duurt... Franky Bruneel
terug naar de index van de concert- en festivalrecensies
|
foto's: © Franky Bruneel _____________________
|