          

|
Kwadendamme Bluesfestival Voetbalterrein Kwadendamme (NL) - 13 en 14 mei 2016
“We zijn vandaag vrijdag de dertiende”,
had een collegaatje ons 's ochtends nog toegefluisterd. En dat we maar
beter konden opletten. Ondertussen was het al middag. We hadden al een
zwarte kat recht in de ogen gekeken, waarna die was afgedropen, en we
waren al onder een toonladder door gewandeld zonder al te veel nadelige
gevolgen. We zagen dus geen enkele reden om in Terneuzen (NL) de
Westerscheldetunnel niet in te duiken. Die zou het nog wel even houden.
We moesten immers aan de overkant zijn. In Kwadendamme meerbepaald.
Want daar vond de 24ste editie plaats van het Kwadendamme
Bluesfestival. Kwadendamme is een lieflijk Zeeuws dorp, gelegen in wat
men in de volksmond de Zak van Zuid-Beveland noemt. Noem het voor ons
part gerust the middle of nowhere. Als je er niet moet zijn, dan kom je
daar niet. Maar zoals reeds gezegd: wij moesten daar dus zijn. Twee
dagen lang was Kwadendamme Bluestown...
Qua sfeer deed de site ons ietwat terugmijmeren naar het
vroegere Handzame Bluesfestival. Een grote tent op een boogscheut van
de kerk in een speldenkopdorp, een gemoedelijke campingsfeer errond en
ogenschijnlijk veel, zeer veel, trouwe bezoekers van het festival. Hun
'Kwadendamme blues-t-shirts' zijn het bewijs dat ze tot dezelfde 'gang'
behoren. Deze uitgebreide bluesfamilie heeft twee stamvaders: Kees
Wielemaker en Peter Kempe. Kees (van Pedaal Productions) en Peter (de
zingende drummer van The Juke Joints) zijn de drijvende krachten achter
dit festival. Drijvende krachten in een polderstreek vol welen en
kreekresten? Moet kunnen! Na hen bij wijze van elementaire beleefdheid
te hebben begroet, konden we ons vervolgens laveloos onderdompelen in
de muziek...
vrijdag
Om 17 uur stipt werden we gewekt door het Britse powerbluestrio Tony Dowler's Hellhounds.
'Stevig krachtvoer voor fans van Rory Gallagher', dachten we toen Tony
zijn vingervlugge gitaristische kneepjes etaleerde in 'Little Country
Girl'. En hoe typisch Brits deze bluesrock ook klonk, de band speelde
ook de SRV-klassieker 'Pride & Joy', enigszins gefnuikt door Tony's
middelmatige zang.
Dit laatste detail is echter bijzaak want al bij al waren we
behoorlijk met verstomming geslagen door het feit dat bluesrock ook
ergens goed kan klinken. Ergens, dat slaat dus op de plaats,
Kwadendamme in casu, waar de mix en het volume prima op dit soort
muziek waren afgestemd. Je krijgt nooit een tweede kans om een goede
eerste indruk te maken maar Tony Dowler's Hellhounds stemden ons alvast
positief. Na dit concert trok de Nederlander Robert Den Hartigh
onze aandacht. Hij ziet eruit als een eenzame zwerver 'long long way
from home' en speelt solo akoestische blues, geïnspireerd op mensen als
o.a. Leadbelly en Lightnin' Hopkins. Hier kleurde hij twee ombouwpauzes
nuttig in vanop een piepklein podiumpje in een zijtentje dat nauwelijks
groter is dan dat podiumpje zelf. Het is allemaal heel gemoedelijk en
Robert slaagde er moeiteloos in om zijn liefde voor de onbezondigde
plattelandsblues van weleer over te zetten op de bosjes toeschouwers
die rond het tentje waren komen drommen.
Vervolgens
wisselden Little Steve en Eliana Cargnelutti van plaats. Neen, daarmee
bedoelen we niet dat ze in elkaars band zijn gaan spelen, dat zou
stilistisch niet hebben gewerkt, vrezen we. We bedoelen dat de jonge
Noord-Italiaanse Eliana haasje over heeft willen spelen omdat een
aantal bandleden van The Big Beat uitgebreid van de files rond het
Antwerpse aan het genieten waren. Eliana Cargnelutti
is één van de talrijke bluesmadammen van het Duitse label Ruf Records.
Ze leek ons best wel een leuk wicht, maar leuk noch sympathiek zijn
genoeg. Eliana speelde eigentijdse bluesrock en dat deze gitariste een
professionele jazzscholing in de vingers heeft, was hoorbaar. Maar net
zo hoorbaar waren haar vreselijke accent en het feit dat ze niet steeds
even toonvast zingt...
Eigenlijk was deze wissel een goede zaak, want Little Steve & The Big Beat
waren van een veel robuuster kaliber, zodat hun concert op prime time
ideaal uitviel. Voor de mensen die het nog niet wisten... Little Steve
(Steven van der Nat) is ook gitarist in de band van Steven Troch maar
dit is dus het eigen project van deze Nederlander. “Als
je goed luistert, dan zul je horen dat zijn roots in de Chicagoblues
liggen, maar die twee blazers geven het meer een rhythm and bluesfeel”
had iemand uit de entourage van de band ons vooraf nog geleerd. Nou,
wij hebben goed geluisterd, voor een groot gedeelte van de show met
open mond zelfs, maar wij hebben geen Chicagoblues gehoord. Geen,
noppes, niets, nada Chicago. Maar wat we wél hebben gehoord, zeer
duidelijk zelfs, waren de omnipresente geesten van Lightnin' Slim,
Whispering Smith, Slim Harpo en Guitar Slim. Nou ja, Guitar Slim is nog
in leven, alleen heet hij nu Lonnie Brooks en speelt hij nu... eh...
Chicagoblues. Het hele oeuvre van Little Steve & The Big Beat lijkt
wel van de schappen van mensen als J.D. Miller en Eddie Shuler geplukt,
de twee legendarische producers die in de jaren 50 en 60 de swampblues
in de Louisiaanse golfkustregio vorm gaven. Het is gedurfd en origineel
voor een Nederlandse band om deze stijl te spelen, maar Steven doet dat
meesterlijk! Bovendien is hij een magistraal zanger. Zonder ook maar de
minste twijfel was dit optreden vanwege de authenticiteit van de
uitvoeringen één van de hoogtepunten van het festival. De reactie van
het publiek was navenant.
Uiteraard
loopt onze visie niet altijd klokvast simultaan met die van het gros
der toeschouwers. Een groot gedeelte van dat gros was immers speciaal
hier voor de Californische band Johnny Mastro & Mama's Boys.
Mastro is door de jaren heen een cultfiguur geworden. Een soort halfgod
van de harmonica die probeert te vermijden dat schoolkinderen
aardappelen roosteren in de eeuwige vlam van wijlen Lester Butler.
Okay, Mastro is met de jaren inderdaad al beter harmonica gaan spelen,
maar hij weet nog steeds niet waarvoor dat knopje op de chromatische
harp dient. Dat zien wij. En dat horen wij ook. Maar wat wij zien en
horen doet er soms niet toe. Het publiek lust gewoon Mastro's stevige
trancebluesrockpap en dat was hier in Kwadendamme niet anders.
Ook bij de vrijdagse afsluiter, Jeff Jensen
uit Nashville, hebben we iets gezien en gehoord. Namelijk dat hij in
zijn eigentijdse en eigenzinnige bluessongs heel veel gesofisticeerde
jazzakkoorden implementeert. Het is ons ook opgevallen dat nogal wat
mensen op de voorste rijen de nummers uit de cd 'Morose Elephant'
stonden mee te zingen. En dat was, voor alle duidelijkheid, geen
nachtelijk Jupilergebral. Die mensen kenden de teksten echt wel.
Uiteraard was de prachtsong 'Make It Trough' het vroege hoogtepunt van
de set. Jeff Jensen is het archetype van de moderne bluesman: iemand
die muzikale techniciteit en eigen ideeën en opvattingen handig verpakt
in een show met veel passie, energie en mimiek. Iemand die over het
muzikale bluesmuurtje durft kijken, maar gelukkig het gras van de buren
niet bezeikt.
zaterdag
Na een verkwikkende nachtrust in het nabijgelegen
Wemeldinge, of all places, in diezelfde Zak van Zuid-Beveland dus,
hebben wij onze zaterdagochtend nuttig besteed door het verslag van
Moulin Blues online te plaatsen. We gaan daar verder niet veel over
zeggen. Er slapen nog teveel honden.
Wanneer we rond enen de bluestent in Kwadendamme binnenschuifelden, overviel ons een brede grijns. Het Dry Riverbed Trio
was al aan het spelen en wij vonden dat bijzonder lekker klinken. De
groepsnaam was tot dusver aan onze doorgaans redelijk onfeilbare
aandacht ontsnapt, maar bleek daar toch wel de fameuze gitarist Dusty
Ciggaar (van The Rhythm Chiefs en Ian Siegals band) aan het werk te
zijn zeker? We hoorden veel hillbilly, Johnny Cashtreintjes,
hiccup-rock-'n-roll à la vroege Elvis en een Willie Nelson op speed.
Het jeugdige enthousiasme van dit trio bracht dit alles tot een kruidig
kookpunt. En net zoals de dag ervoor zorgde de eerste pauzeact voor een
schril maar aangenaam contrast. In het kleine pieptentje speelde de
Noor Daniel Eriksen solo
akoestische deltablues. 'Skinny Woman' van R.L. Burnside, 'Grinnin' In
Your Face', 'I'm A Country Boy Down in New Orleans' en zo van die
dingen. Best wel onderhoudend en leuk...
Daarna was het de beurt aan de 23-jarige Laurence Jones.
Hij is zowat de nieuwe jonge hond van de Britse bluesrock. Geen
pitbull, maar een braaf beest. Een cocker-spaniel of zoiets. Zijn
bluesrock bleek allesbehalve plat gerampetamp. Laurence Jones kan
doseren, kan een song naar een climax opbouwen, heeft trouwens mooie
melodische songs en zingt ongeforceerd met een mature stem. Wellicht
zal niemand ons verwijten maken omdat we hier de term 'supertalent' in
de mond durven nemen. Zijn nieuwe cd is trouwens geproducet door de
legendarische Mike Vernon van Blue Horizon en dat wil al wat zeggen.
“Slecht nieuws voor de fans van Kellie Rucker”, zei Wim De Vos uit Antwerpen, alias Howlin' Bill, vervolgens tot het publiek. “Slecht
nieuws voor de fans van Kellie Rucker... want ze komt niet. Goed nieuws
voor de mensen die ons graag horen... Kellie Rucker komt niet”.
Meteen maakte Howlin Bill ons duidelijk waarom hij op Kwadendamme
stond, maar hij voegde daar behendig aan toe dat hij altijd al eens in
Kwadendamme had willen spelen. Wat volgde, was het beproefde en al vaak
geproefde recept van bluesy rockabilly met nogal wat dramatiek in
liedjes die vrijwel allemaal op Wims persoonlijke levensleest zijn
geschoeid. Het Nederlandse publiek reageerde heel ontvankelijk op hun
zuiderburen. Beter toch dan het enthousiasme dat ze voor het
Australisch-Ierse duo Hat Fitz & Cara
veil hadden. De twee deden ongelooflijk hun best met folkblues waarin
toch heel wat sterke momenten zaten, vooral wanneer Cara zong, want ze
kan dat goed. Toch leek het een beetje alsof de pauzemuziek ditkeer in
de grote tent werd gespeeld. Misschien was dat het. Was die tent, met
ruim 1200 mensen erin, niet te groot voor de intimistische muziek van
een duo? Die gedachte schoot ons te binnen bij het aanschouwen van de
aanstekelijkheid van de rudimentaire Mississippiblues die het
Nederlandse collectief The Black Mambo Boogie bracht in de kleine poppenkast.
Wat volgde, was een op voorhand gewonnen thuismatch: The Juke Joints
op prime time op hun eigen festival. Ze doen het jaarlijks over en het
publiek kan er maar niet genoeg van krijgen. Wanneer The Juke Joints
hier spelen, dan kunt u zonder schroom buiten de grote tent gewoon in
uw bloot gat lopen. Het pleintje met de eetstandjes en de poppenkast:
leeg! De omgeving rond het festivalterrein: leeg! De camping: leeg! De
grote festivaltent: tot de nok gevuld met een kolkende massa
bluesrockliefhebbers, in zeventien lagen boven elkaar gestapeld en
wroetend als meelwormen met adhd...
Morgen
we aan het einde van dit verslagje de volgorde even overhoop gooien? We
zouden immers – zoals het hoort – met een hoogtepunt willen eindigen en
daarom gaan we eerst vlug nog iets zeggen over de laatste band. Revel In Dimes,
uit Brooklyn (New York) is een cultbandje dat vette
trance-blues-rock-soul brengt en waarin het niet onknappe zangeresje
Kia Warren de plak zwaait. Ze bedient ook een elektronisch toestelletje
waarmee ze haar zang van allerlei effectjes en echootjes kan voorzien.
Wij vonden het allemaal een tikkeltje monotoon maar op dit nachtelijke
uur kon een murwgeslagen publiek niet veel meer hebben dan een
eenvoudige ophitsende beat en wat grootstedelijke zwarte feestvreugde...
En dan nu dat hoogtepunt waarmee we willen eindigen. Eigenlijk was hij de headliner van het festival: Vasti Jackson
uit McComb, Mississippi. Voor wie Vasti is, en wat Vasti allemaal al
heeft gedaan, verwijzen we u naar nummer 99 van ons tijdschrift (eind
mei 2016). Laat ons hier stellen dat hij in de muziekscene rond
Jackson, Mississippi én daarbuiten met God en heel de wereld heeft
gespeeld. Van Little Milton tot Katie Webster, van Bobby Rush tot
Luther Allison en ga zo maar door. Hij producet andere artiesten, werkt
mee aan het project Playing For Change, maakt filmmuziek enzovoort...
Met bassist Bart Kamp, toetsenman Govert Van Der Kolm en d rummer
Frank Duindam werd Vasti hier bijgestaan door een bijzonder sterke en
gereputeerde Nederlandse begeleidingsband. Vasti kwam, zag en overwon!
Mogen we dat zo zeggen? We weten het, het is een cliché. Als een
magneet zoog Vasti de onverdeelde aandacht naar zich toe. Zijn gitaar
klonk snedig, zijn solo's waren vingervlug maar trefzeker, zijn intense
mimiek ondersteunde het heftige in zijn muziek, zijn gitaar sprak,
schreeuwde, gromde en huilde. Hier was een bluesman van het puurste
soort aan het werk, ook al kleurde die bluesman ook smaakvol buiten de
lijntjes. Na heel wat eigen nummers (waaronder 'Blues Booty') deed
Vasti een verpletterende versie van 'Purple Rain'. De hele tent zong
mee. De mensen ook. Wat later ging hij reggae in Bob Marley's 'Stir It
Up' om te eindigen met een lang uitgesponnen versie van 'Thrill Is
Gone' waarbij hij meermaals zijn gelegenheidsbegeleiders liet soleren
en hen uitvoerig bedankte. Dat mocht ook wel, want hij had hen hard
laten werken. Vasti kan namelijk zelf ook overweg met bas, drums en
toetsen en dat maakt hem tijdens optredens een soort controlefreak die
zijn metgezellen constant aanwijzingen geeft over hoe hij wil dat zijn
ding klinkt. Eigenlijk sieren die doortastendheid, passie en overgave
hem wel. Wij, en samen met ons vele andere bluesfans, hebben genoten
van Vasti Jackson. Een prima keus, Kees!
Kwadendamme 2016. Het was de moeite waard. We hebben ons welkom gevoeld
bij deze bluesfamilie en zelfs het verwende bluesnest in ons heeft zich
behoorlijk vermaakt. Eigenlijk is het zo slecht nog niet, wanneer een
vrijdag de dertiende maar liefst twee dagen duurt...
Franky Bruneel
reageer
op dit artikel
terug naar de index
van de concert- en festivalrecensies
-
Naast de concert- en festivalverslagen op deze website
is Back To The Roots sinds 1995 het meest complete en
veelzijdige tijdschrift voor blues en verwante
muziekstijlen. Vijf keer per jaar brengen we u nieuws,
achtergrond, interviews, reportages, cd- en
dvd-recensies, boeken, de meest complete blueskalender,
enz... Nog geen abonnee? Klik
hier voor meer info.
|
foto's:
© Franky Bruneel
_____________________
|