|
||
|
Vrijdag 8 juli Vanaf kwart voor vijf trapte het onaangekondigde duo Binker Golding (sax) en Moses Boyd (drums) af, op de locatie Congo Square. Als duo heb je weinig om je achter te kunnen verstoppen, maar creatief saxofoonspel en prima slagwerk wisten meteen voor een welwillend oor te overtuigen. Met Pokey LaFarge in de Congotent, vanavond met alleen nog staanplaatsen en dus meer publieksruimte, zat de feeststemming er meteen in. Met inmiddels zeven albums als bagage is Pokey overal inmiddels een zeer gewaardeerde festivalact. De uit St. Louis afkomstige LaFarge put uit vele oorspronkelijk vroege Amerikaanse muziekstijlen, zonder daarbij te vervallen in de categorie retro-act. Noem zijn amalgaam aan stijlen bij gebrek aan beter 'roots' of 'americana'. De aanstekelijk enthousiaste performer werd bijgestaan door een meer dan competente Hot Swing Band, waarvan we mondharmonicavirtuoos Ray Koenig met stip vernoemen. Naast eigen werk van vooral zijn laatstverschenen cd 'Something In The Water', bracht Pokey ook sterke covers als 'Carmelita' (Warren Zevon), 'I’ll Be Your Baby Tonight' (Bob Dylan) en 'You Never Can Tell' (Chuck Berry) in met twee blazers ondersteunde arrangementen overtuigend voor het voetlicht. Naar het zoveelste optreden op NSJ van blueslegende Buddy Guy konden we met en mengeling van hoop en vrees uitzien. Het zou toch niet zo zijn dat de inmiddels bijna tachtigjarige bluesveteraan een even tenenkrommende vertoning zou geven als ooit B.B. King in zijn nadagen? We noteerden tot onze opluchting een messcherpe set van een man die nog zeer bij de les bleek te zijn. We kregen krachtig gierend gitaarspel met zijn zo oorspronkelijke Fender Stratocastergeluid in een lang uitgesponnen 'Damn Right I Got The Blues'. In Eddie Boyds 'Five Long Years' kreeg de 17 jaar jonge protegé Quinn Sullivan volop speelruimte toebedeeld. Quinn is zeker een talent, maar met nog een lange weg te gaan. In de schaduw van de grote meester kleurt hij voorlopig nog wat bleekjes. Hoe kan het ook anders? De immense Nile-hal telt overigens nog slechts één podium: bezuiniging of gebrek aan artiesten die een grote ruimte als deze kunnen vullen? Wie zal het zeggen... The James Hunter Six revancheerde er zich overtuigend voor hun wat bleke optreden van drie jaar geleden als openers in de Maas. Een meer passend podium en dito plaats in de programmering droegen daaraan ongetwijfeld bij (op zondag 6 november keert hij o.a. terug in LantarenVenster in Rotterdam). Hulde is op zijn plaats aan de organisatie van NSJ. Kamasi Washington overrompelde de muziekwereld vorig jaar met een driedubbel cd-debuut 'The Epic'. Hij musiceerde groots en meeslepend, bijgestaan door een groot koor en orkest. Die kans werd hem ook in De Maas geboden. Het Metropole Orkest en ZO! Gospel Choir werden hem ten dienste gesteld voor een volledige presentatie van stukken van het album. Ambitieus en ook niet geheel zonder risico naar zou blijken. Voor het eerst samen op het Maaspodium en zonder uitgebreide repetities vooraf, haalde Washington niet altijd het adembenemend hoge niveau van 'The Epic', maar toch... dichter bij het origineel dan tijdens dit optreden kun je niet komen. Vervolgens proberen we binnen te komen in de kleine bovenzaal Volga bij de jonge zangeres-pianiste Kandace Springs, die ons vorige week verraste met haar debuut-cd 'Soul Eyes'. Als late ontdekking van Prince beneemt ze haar gehoor de adem met een prachtig optreden. Ze brengt o.a. 'The Nearness of You' en het voor de door haar zo bewonderde Norah Jones geschreven 'Neither Old Nor Young'. Sinds Roberta Flack hebben we niet meer zo’n fragiele en toch krachtige stem gehoord. De 29-jarige blue eyed soulzanger Allen Stone typeert zichzelf als een hippie met soul. En inderdaad lijkt de langharige bleke slungel in een tijdcapsule rechtstreeks te zijn geteleporteerd vanuit het lang vervlogen Woodstockfestival. Alleen zijn bril laat ons zien dat het echt 2016 is. Zijn invloeden liggen naar eigen zeggen in de gouden eeuw van de grote soulzangers. Dat is jammer, want hiermee schroeft hij de verwachtingen wel erg hoog op. Zijn eigen stem is echter een paar maten kleiner. De soul komt meer uit zijn bandgeluid dan uit zijn strot. Wie wél een goede soulstrot heeft, is Rory Graham aka Rag ‘N’ Bone uit Brighton. A capella of met band, het is allemaal indrukwekkend wat hij als laatste in de tent laat horen. Hij heeft veel weg van Nick Nicolai, de winnaar van Holland’s Got Talent 2016. Maar zijn stem laat ook de invloed van Tom Jones horen. Met kippenvel lopen de mensen naar buiten. Daar sluit SongHoy Blues af op het Mississippi-podium. SongHoy Blues bestaat uit een kwartet dat zijn oorsprong vindt in Mali, inmiddels een fundamentalistische moslimstaat in wording. Nederlandse blauwhelmen proberen er wanhopig het tij te keren. Eén van drie bandleden is Garba Touré, inderdaad zoon van de legendarische Ali Farka Touré. De andere twee Touré’s zijn geen familie. Blijkbaar is deze naam in Mali vergelijkbaar met die van Jansen in Nederland. Inmiddels verblijft de band in Groot-Britannië. Met hun onvervalste woestijnblues in de oren verlaten de meeste mensen de eerste avond van NSJ 2016. Zondag 10 juli Op zondag belooft het programma ons een spirituele middag en avond in de Congotent. Het motto op deze aan God gewijde dag is immers 'The Soul Of Gospel'. In een bomvolle en stomendhete tent (met vanavond zitplaatsen) bijt de bijna 77-jarige Staxlegende William Bell de spits af. Nadat hij bij het label in 1961 meteen bij zijn debuut een hit scoorde met 'You Don’t Miss Your Water', wist hij daarna zijn status als gezichtsbepalend artiest niet te bevestigen. Niet zo vreemd, met labelgenoten als Otis Redding, Sam & Dave en Wilson Pickett. Achter de schermen echter bleef hij actief als producer en liedjesschrijver, onder andere met de inmiddels legendarische Booker T Jones. Met hem samen schreef hij onder meer 'Born Under A Bad Sign', onvergetelijk gemaakt door Staxgenoot Albert King. Genoeg verleden, nu het heden. Daar staat hij dan, met achter zich een negenkoppige band en met een recent verschenen cd 'This Is Where I Live' in de boodschappenmand. Bell oogt en klinkt opmerkelijk vitaal. Oude nummers, waaronder ook bovengenoemde, klinken krachtiger en voller dan ze ooit op plaat werden gezet. In 'My Private Number', in 1968 een duet met Judy Clay, excelleert vanavond Suzie Furlonger als soulvolle tegenstem. Als kleine Soul ZZP-er besteedt hij daarnaast natuurlijk ook ruim aandacht aan zijn jongste cd, die zeker het beluisteren, en wellicht zelfs de aanschaf waard is. The Jones Family Singers uit Texas is vervolgens een volwaardig gospelfamiliebedrijf, bestaande uit ouders, dochters en zoons en aangetrouwden, gezamenlijk tien personen sterk. Hun optreden staat niet zozeer in dienst van de nummers die ze vertolken, maar van een overdonderende presentatie, van de eerste tot de laatste minuut. In hun energieke kracht ligt misschien ook tevens hun zwakte. Luisteren alleen is niet genoeg, voortdurend wordt het publiek tot actief deelnemen aangezet. Bij het ontbreken van enig rustpunt wordt zo’n optreden voor menigeen een wat vermoeiende aangelegenheid. De tent verlaten is dan de enige optie, maar het merendeel van de aanwezigen blijft... en laat zich meeslepen. Gospel 2016 is energieker dan ooit tevoren. De Zwitser Grégoire Maret is momenteel de meest iconische bespeler van de chromatische mondharmonica. Toots Tielemans en Stevie Wonder waren eerder meesters op dit instrument. Zijn project The Gospel according to Grégoire Maret blijkt een wel zeer vrije een persoonlijke interpretatie van wat we doorgaans gospel noemen. Zonder zijn eigen etiket zouden we zijn optreden meer fusion hebben genoemd. Deze virtuoos past eigenlijk meer in de setting van een concertzaall dan als onderdeel van een avond als deze. Van de muziek van de Heer naar de muziek van de duivel is hier op NSJ simpel een kwestie van het hoofd 180 graden draaien. Op Congo Square worden we verrast door het relatief jonge bluestrio van Mr. Sipp, aangevoerd door zanger-gitarist Castro Coleman. Het trio gaat opmerkelijk fris gekleed in roodwitte baseballshirts met als sierlijke opdruk 'Team Sipp'. Hun ode aan B.B. King gaat in de vorm van het onvermijdelijke 'The Thrill Is Gone', overtuigend gezongen en virtuoos gespeeld. Interessanter wordt het als Castroj ons in gedachten meeneemt naar een juke joint op een heuvel in Noord-Mississippi: rauw, primitief en meeslepend. In de immense Nile hal kun je inmiddels gewoon rolschaatsen tijdens het optreden van Joe Bonamassa. Zijn we een beetje Bonamassa-moe? Spreekt eerbetoon aan helden als Jeff Beck, Eric Clapton en Jimmy Page niet aan? Of is het de moordende concurrentie van Gregory Porter die in de naastgelegen Maas zijn ding doet? Het laatste is aannemelijk. Rond de hal is een cordon van security opgetrokken, en ze wordt bewaakt als een goudopslagplaats. Binnen geraken is onmogelijk: Porter lijkt de grootste publiekstrekker van deze 41ste NSJ. We sluiten af in de chique Amazon, comfortabel en gekoeld, een merkwaardige locatie voor een bluesrocker als Walter Trout. Massaal stroomt het volk voor aanvang toe. Bijna even massaal komt het publiek na ieder nummer weer in beweging, richting uitgang. Het valt Trout en zijn zoons niet makkelijk in deze 'ambiance' het publiek vast houden. Waarschijnlijk alleen de aandeelhouders in zijn herstel blijven trouw achter. Overigens zijn de songs van zijn laatstverschenen album 'Battle Scars' nog het meest overtuigend. In nummers als 'Almost Gone' doet hij verslag van zijn ziekte en herstel. Daarmee hebben ze meer inhoud dan dat ouder repertoire dat vaak slechts dient als vehikel voor zijn virtuositeit als gitarist. Henk Demper
terug naar de index van de concert- en festivalrecensies
|
foto's: © Bert Lek _____________________
|