|
||
|
vrijdag 15 juli Het is 19 uur en dus de hoogste tijd om de dertigste editie van Blues Peer op gang te trekken. Die eer is dit jaar weggelegd voor de Suncourt Ramblers, een bluegrassband uit de buurt. De term 'bluegrass' werd voor het eerst gebruikt aan het eind van de jaren 50. De grondlegger van deze stijl, Bill Monroe, noemde zijn band The Blue Grass Boys naar zijn geboortestaat Kentucky, waarvan de bijnaam 'the blue grass state' luidt. De Ramblers werken ook met het passende instrumentarium: banjo, viool, mandoline, gitaar en bas. Peerse bluegrass is fun, is leuk, is ambiance en de Ramblers zijn een fijne band, maar bluegrass draagt niet onze onvoorwaardelijke en totale interesse weg. Van de eerder lichtvoetige bluegrass gaat het dan naar de zompige, denderende en bijwijlen overdonderende boogieblues van de Boogie Beasts. Jan Jaspers, Mathias Dalle, Fabian Bennardo en Gert Servais is een Vlaams-Waalse band die communautair wél werkt. Het is niet de bedoeling van de 'Beasts' dat je lui in je stoeltje of zeteltje blijft hangen, maar dat je redelijk fanatiek met hen meedoet. Het repertoire is vrij rechtlijnig: het is een beetje een mix van bekende en onbekende boogies. Vooral Fabian, harmonica, krijgt het publiek met zijn ontembaar enthousiasme en soms vrij spastische 'moves' al snel op zijn hand. Heel wat relaxter gaat het eraan toe met de Jan De Bruijn Band. Jan zagen en hoorden we dertig jaar geleden al met The Crew, en na al die jaren staat hij er nog steeds. Wel is hij wat van stijl veranderd en zijn repertoire is, vinden wij, meer soul dan blues, en meer melancholisch dan opgewekt. Jan omringt zich met klassemuzikanten van wie Pieter van Bogaert, Luc Janssens en Bart Buls niet van de minsten zijn. Jan maakt van de gelegenheid gebruikt om zijn nieuwe cd uitgebreid voor te stellen, wat uiteraard zijn goed recht is. In sommige nummers menen wij een beetje Jackson Browne en Jim Croce te herkennen, maar dat zal wel inbeelding zijn. Omdat de vrijdag af te sluiten had de organisatie gedacht aan Bonita & The Blues Shacks. Bonita is een pronte dame, van Zuid-Afrikaanse origine, die als au-pair in Duitsland belandde. Ze kon ook aardig wat zingen, zodanig zelfs dat ze werd gevraagd om het voorprogramma van een aantal 'sterren' te doen. Vanavond is het dus Bonita & BB And The Blues Shacks. Wie de heren een beetje kent, weet dat we ons mogen verwachten aan een opzwepende set van jump en good time blues, made in Germany, wat altijd heeft gegolden als kwaliteitslabel, alhoewel. De duetjes van Bonita, samen met Michael Arlt, vullen een groot deel van deze leuke set, al zijn hun soloperformances ook niet mis. zaterdag 16 juli Uit het hoge noorden (Noorwegen) komen Eric 'Slim' Zahl & The South West Swingers en zoals het nu eenmaal bij Vikingen hoorde en hoort, hakken zij er, vanaf het begin van hun set, al stevig in. Maar – en dat is helemaal niet negatief bedoeld – hun 45 minuten is een allegaartje van stijlen, alsof ze per sé willen bewijzen dat ze van zo ongeveer alle bluesverwante markten thuis zijn. Jump, swing, straight blues, uptemponummers, slowblues, Erics wandelingetje door de tent... het is er allemaal en nog goed gedaan ook, al hadden we van de winnaars van de European Blues Challenge toch net dat tikkeltje meer mogen krijgen. Niet? Een 15-koppige band met tien blazers op Peer Blues, het is eens iets anders. En dat iets anders is Otomachine, de band met en rond zanger-saxofonist Frank Deruytter. Let wel, Otomachine is géén bluesband, maar een soort 'big band' die probeert het publiek aan zijn kant te krijgen met een mix van voornamelijk funk, wat soul, een schepje jazz en een snuifje disco. Niks verkeerd mee. En de band slaagt er warempel nog in ook, in hoofdzaak door de prestatie en présence van de lichtjes charismatische en druk- doende Frank. Iets voor de liefhebbers van een genre waarmee wij eigenlijk niet zoveel voeling hebben, maar dynamisch plezant was het alleszins. Het zweet en het spuug (uit de blaasinstrumenten van Otomachine) zijn nauwelijks van het podium geveegd of daar staat Robben Ford al klaar om zijn blues met ons te delen. 'Talk To Your Daughter' is de eerste Robben Ford-elpee die we in 1988 kochten. En toen waren wij redelijk onder de indruk. Nu nog ten andere. Maar we hebben Robben daarna niet meer écht gevolgd omdat er zoveel materiaal van nieuwe namen op de markt kwam, en ons budget ook niet helemaal… onuitputtelijk was. Enfin, Ford is, vinden wij, toch wel wat veranderd qua stijl en intensiteit. Het klinkt allemaal een beetje krachtiger, luider, maar de échte bluessfeer en -feeling zijn er nog steeds. We zouden durven zeggen dat het allemaal wat intenser is. Robben is, naast een uitstekend gitarist, ook een verteller en het loont echt wel de moeite om zijn teksten aandachtig te beluisteren en/of eventueel te lezen. Goede set waarvoor hij van ons de leuke score van 8 op 10 krijgt. Dat 'blues' Peer niet vies is van een zijstapje, muzikaal dan, bewijst de aanwezigheid van Lucinda Williams. We weten eigenlijk niet zo heel goed hoe we de 'performance' van Lucinda moeten beoordelen. Is het blues? Eigenlijk niet. Het is country van het zwaardere soort met hier en daar een bluesy randje, roadhousecountry in de stijl van… Billy Ray Cyrus zo een beetje. Soms horen we een flard Dolly Parton, met die typische stemuitschuivertjes, of nog, helemaal in de verte… Lana Del Ray. Lucinda ziet er niet zo heel kwiek uit en ze zingt een beetje (te) lijzig en mak. Tegen het einde van de set wordt het iets beter en het publiek brult 'Rocking In A Free World' massaal mee. Verrassing van de dag is voor ons Paul Carrack, de blanke soulman die heeft gespeeld met of materiaal heeft geleverd aan de helft van de muziekwereld. 'How Long', 'Tempted', 'Love Will Keep Us Alive', 'The Living Years', het zijn allemaal parels die uit zijn pen zijn gevloeid. Natuurlijk maakt Paul van de gelegenheid gebruik om zijn nieuwe cd 'Soul Shadows' breeduit te promoten. Het autobiografische en pakkende 'There Must Have Been An Angel Watching Over Me' geeft een beeld van zijn leven als jonge muzikant, en dat leven was niet altijd rozengeur en maneschijn. Minpuntje vinden wij dat hij zijn nummers lang uitspint, wat bij ons soms voor een lichte vorm van irritatie zorgt. Maar 'all in all' een prachtige set. En wie houdt van funk, goede funk, zal met Larry Graham & Graham Central Station wel aan zijn of haar trekken zijn gekomen. Door een technisch defect moet Larry met een 'delay' van een half uurtje, waarvoor hij zich uitgebreid excuseert, aan zijn set beginnen. Maar eenmaal alles in orde, barst de 'Larry Graham Show' in alle hevigheid los. Larry krijgt vocale steun van Ashling Cole, en in een mindere mate ook wel van Wilton Rabb. De band is Las Vegas-achtig uitgedost in paars en wit terwijl de 'meester' zijn verschijning doet in wit pak en witte hoed met pluim. Een extra lange versie van 'I Can’t Stand The Rain' brengt het publiek in de juiste stemming. Larry, ex-Slay & The Family Stone, en zowat de uitvinder van de slap pop bass sound, neemt ons dan mee terug naar Woodstock. Een uitgebreide 'Dance To The Music'-medley moet de kwaliteiten van alle bandleden onderstrepen. Graham sluit af met 'Purple Rain', van zijn goede vriend Prince. Een losgaand publiek zingt fanatiek mee... Omdat elke festivaldag nu eenmaal ook moet worden afgesloten, had de organisatie gedacht aan publiekstrekker en -lieveling Joe Bonamassa. Joe, synoniem voor keiharde bluesrock, maakt zijn reputatie al dadelijk waar. Joe kan gitaarspelen, je zal ons nooit het tegendeel horen beweren, maar voor ons is het van het goede teveel. Joe speelt, uiteraard, oud en nieuw eigen werk, maar is toch ook niet vies van enkele covers. Clapton, Beck en Page krijgen een huldebetoon. Dag twee van Peer Blues zit erop. Tot morgen, zondag, zeker eh!? Jean Bervoets
zondag 17 juli Voor dag drie van Blues Peer zijn de verwachtingen, zoals dat heet, hooggespannen. Voor de bluesliefhebbers misschien wel het hoogst gespannen, want dag drie is hun dag... We schuifelen tegen het middaguur het gezellige festivalterrein op, net op tijd voor de openingsact Meena Cryle & The Chris Fillmore Band. Blues uit Oostenrijk, en dat doet ons eraan denken dat we dat met The Mojo Bluesband in de jaren '90 ook al hadden. Man, wat waren die Oostenrijkse Mojo's goed. Ze hebben met alle groten van de Chicagoblues gespeeld en klonken zelf ook echt authentiek. Waar de drommel zijn ze heen? The Mojo Bluesband... ze waren groots in Europa, zonder dat puppet-on-a-string-wedstrijden hun weg plaveiden. Meena is een degelijke zangeres maar ze heeft een verschrikkelijk accent en ook als ze haar bindteksten declameert, valt het op dat ze voor het vak Engels niet veel meer dan een vijf verdient. Opvallend aan dit concert zijn vooreerst de erg goede gitarist Chris Fillmore, de eigenzinnige coverkeuze (een bluesversie van Springsteens 'I'm On Fire' bijvoorbeeld), een grappige hyperkinetische toetsenman (niet zo handig als je een 'zittend' instrument hebt gekozen) en een foto van Elvis bij het drumstel. Chris Fillmore was als kind een Elvisfan en zijn eerste instrument was een drumstel, vandaar... Tijdens het optreden van de Nederlandse band Mojo Man genieten we volop! In de noedels van het Chinese eetkraam zit verse gember, stel je voor zeg! Echt lekker is dat. Blues Peer heeft trouwens een leuke variatie aan eetstandjes en foodtrucks en die mikken kwalitatief hoger dan de gemiddelde braadworst lang is. O ja, Mojo Man, we zouden het haast nog vergeten. We horen een schel gevloek tussen ongedisciplineerde toeters en een ordinaire gitaarrockband. Halverwege onze cup noedels met kip-curry veren we even recht wanneer 'I'm A Man' een leuke soulintro krijgt maar al gauw verdrijfzandt ook deze song in rock. Verder in de set houdt niets onze aandacht nog van de Zingiber officinale af. Het is kwart voor drie en met JP Soars & The Red Hots piekt het festival vandaag een eerste keer. De winnaar van de International Blues Challenge 2009 schrijft puike teksten. 'She's a snake in the grass but she looks like a queen' heeft – inhoudelijk dan – bij menigeen een duidelijke herkenningsfactor. JP Soars is blues, surf, soul en meeslepende trance tegelijk. Zelf is hij niet vies van een vaas Django Reinhardt en Wes Montgomery (het moet niet altijd een potje zijn) en dit vertaalt zich overduidelijk in zijn originele gitaarspel. Muddy Waters' 'Gipsy Woman' zit nauwsluitend verpakt in behendige jazzakkoorden en nog voor iedereen de mond weer dicht heeft, stuwt JP zijn publiek in trance met een aantal uptempo-songs op zijn zelfgebouwde tweesnarige 'cigar box'. JP Soars is duidelijk een meesterlijke vertolker van verschillende traditionele bluesstijlen, maar toont zich net zo goed een toonaangevende vernieuwer van het genre. Zijn begeleiders zijn piepjonge maar gevleugelde en bevlogen muzikanten. Ze bewijzen allen dat je ook zonder 'geweld' het publiek naar een climax kunt drijven. Aan het einde van de set horen we het meest spontane en langste 'we-want-more-geroep' van het hele festival... Geuren en smaken verschillen nu eenmaal en ja, ook mét geweld is het mogelijk om een publiek naar een climax te drijven. Na twee energieke bluesrockstampers en een slow in A-mineur, opgedragen aan B.B. King, maakt Walter Trout van een geknapte bassnaar gebruik om het publiek te vertellen hoe knapbaar ook een mensenleven is. Het zijne in casu. Hij vertelt over zeven maanden ziekenhuis, zijn levertransplantatie en anderhalf jaar revalideren. De songs uit zijn album 'Battle Scars' vertellen ook dat verhaal. 'Tomorrow seems so far away', zingt Trout in een song over hoe het voelt om op een ziekenhuisbed te liggen wachten en dan plots de boodschap te krijgen: 'We hebben een lever. Morgen gaan we je leven redden'. Zelf hebben we het niet zo voor deze bluesrock met veel loei en snoei, maar we zijn wel reuzeblij voor Trout, dat hij zich door alle ellende heen heeft gesparteld. Welcome back, Walter! Zo rond zessen is het tijd voor misschien wel de meest traditionele bluesact van het weekend. Gezeten tussen een batterij akoestische gitaren, komt de 74-jarige New Yorker Taj Mahal als een diesel op gang. Hij start ietwat houterig met 'Uh Huh Blues', zoekt vervolgens zijn comfortzone op met trefzekere standards als 'See See Rider' en 'Goodmornin' Little Schoolgirl' alvorens van wal te steken met zijn eigen 'Gonna Move Up To The Country, Paint My Mailbox Blue'. Politiek en maatschappelijk geëngageerd als hij is, zegt Taj tussen zijn nummers door ook zinnige dingen en in al zijn eenvoud houdt hij zijn publiek bij de les. Alweer een geslaagd concert! En dan... de man voor wie velen vandaag speciaal naar Peer zijn gekomen. Eén van de laatst overgebleven bluesgoden uit het gouden tijdperk – Jimmy Johnson en Henry Gray zijn nog ouder – Buddy Guy! Aan de vooravond van zijn tachtigste verjaardag (George Guy werd op 30 juli 1936 geboren) toont de legendarische gitarist uit Lettsworth, Louisiana zich in Peer bijzonder kwiek en goedgemutst. We vermelden hier expliciet Buddy's afkomst omdat u zou begrijpen waarom u in zijn club Legends (Chicago) enkel Louisiana-soulfood krijgt geserveerd. De gumbo met cornbread is er heerlijk. In 1957 vestigde Buddy zich dus in 'the windy city' en het waren Muddy Waters en Otis Rush die hem op sleeptouw namen zodat hij kon uitgroeien tot het bluesicoon dat hij is geworden. Na een lang uitgesponnen en intense versie van zijn eigen 'Damn Right I Got The Blues' speelt Buddy enkele klassiekers uit de Chicagoblues: '19 Years Old' en 'Hoochie Coochie Man'. In een lange medley brengt hij eer aan John Lee Hooker ('Boom Boom'), B.B. King ('Sweet Sixteen') en Eric Clapton (die zijn partner was op het album 'Skin Deep' waarvan Buddy hier de titelsong speelt). Buddy slaat en zalft, speelt en ramt op zijn gitaar, met de tanden, gitaar achter de rug, in het publiek, het kan niet op! Veel verkeerde dingen durven we over Buddy Guy niet schrijven, want pers én publiek hebben hem opgegeten. En terecht ook, daar niet van. Het enige, en dat is dan echt ook het enige, wat ons aan dit optreden een tikkeltje tegenvalt, is dat Buddy bitter weinig eigen songs speelt, ondanks zijn adembenemend repertoire. Met dat gevoel laat afsluiter Brian Setzer ons alleszins niet achter want op de setlijst van de inmiddels 57-jarige god van de neo-rockabilly ontbreken 'Rock This Town' en 'Stray Cat Strut' niet. In zijn Rockabilly Riot-periode hoeft Setzer allang niet meer te teren op het succes van The Stray Cats, de band waarmee deze van oorsprong Amerikaanse zanger-gitarist in de vroege jaren '80 vanuit Engeland furore maakte. Hij speelt deze songs omdat het publiek ze nu eenmaal wil horen, samen met nog een gulle greep rockabilly-, jump- en rock-'n-rollnummers, en het is weer feest in Peer! Na de swingperiode met zijn 'Orchestra' keerde Setzer dus overduidelijk terug naar in hoofdzaak rockabilly, en daar zijn wij absoluut niet rouwig om. Blues Peer 2016 zit erop. We kunnen het samenvatten zoals we zijn begonnen: De blues is terug in Peer! We hoorden geen geitenwollensokkengeneuzel en geen redneckgejengel, tegenwoordig vaak geprogrammeerd op bluesfestivals omdat er zogezegd geen goede blues meer zou zijn. Patrick Cuyvers bewees wat we zo vaak al hebben gezegd, namelijk dat je met de blues in zijn volledige breedte, gekoppeld aan onmiddellijk verwante stijlen zoals soul, funk en rock-'n-roll een bijzonder gevarieerd en smaakvol festival kunt samenstellen. Franky Bruneel
terug naar de index van de concert- en festivalrecensies
|
foto's: © Franky Bruneel _____________________
|