|
||
|
Misschien luidt het antwoord wel: echtheid en oprechtheid. Davis treedt aan met twee gitaren (waaronder een met twaalf snaren) en een harmonica. Voor extra ondersteuning en virtuositeit, werkt hij meestal met een harmonicaspeler en vanavond is dat een man van eigen bodem, de briljante Paul De Laat. De terugkeer naar de bron ook: bluesartiesten zijn verhalenvertellers. Ze onderhouden de mensen die eens stoom willen aflaten en willen vergeten door te delen. Zoals marktzangers en troubadours, verhalen zij over het leven. Een lach, een traan, een verhaal. En ja, je kan er ook op bewegen en dansen, hoewel het publiek van de Missy Sippy te gebiologeerd was om van zijn stoel te komen. Guy Davis brengt wat wij vijftig jaar terug als ‘folkblues’ ontdekten. Vanavond zijn dat een handvol eigen composities uit zijn albums ‘Kokomo Kidd’ en ‘Sonny & Brownie’s Last Train’, maar heel veel klassiekers: ‘Little Red Rooster’, ‘That’s The Way To Get Along’ (aka ‘Prodigal Son’), ‘Walk On’, ‘Statesboro Bues’, enzovoort. Hij wordt vaak met Sony & Terry vergeleken, te vaak, want ik zou hier toch Rev. Robert Wilkins, Fred McDowell en bovenal Mississippi John Hurt aan toevoegen. En dan belanden we bij de kern: Davis speelt blues, maar die neigt, zoals bij John Hurt, naar folk, naar country (in de studio gebruikt Davis graag de banjo!) en vooral naar een heel gewoon, netjes opgebouwd lied dat recht uit de Europese traditie stamt, getuige daarvan ‘Taking Just A Little Bit Of Time’ of ‘Wish I Hadn’t Stayed Away So Long’. Hij verwijst graag naar Richie Havens en speelt een prachtige versie van Dylans ‘Lay, Lady, Lay’. Het is een soort blues die amper nog wordt gebracht: de traditie tegelijk dieper en breder aanpakken, een blues die weinig uitstaans heeft met het gedreun dat vandaag de dag veel podia teistert. Het succes van Davis valt natuurlijk niet te verklaren door de keuze van zijn repertoire alleen. Hij is een performer eerste klas die zich met de beste muzikanten omringt, vanavond dus met de absoluut knappe Paul De Laat. Als bisnummer presenteert hij een nieuw lied, een meezinger, maar wel politieke satire van de bovenste plank over een witte man in een wit huis… Dat was buiten de zaal gerekend, die een tweede bis afdwong: ‘See My Grave Is Kept Clean’ van Blind Lemon Jefferson. En zo sloot hij naadloos aan bij de opener, ‘Maggie Campbell Blues’ van Tommy Johnson, een vergeten akoestische gitarist uit de delta… Eddy Bonte
terug naar de index van de concert- en festivalrecensies
|
foto's: © Marc Bouillon _____________________
|