|
||
|
Vrijdag 4 mei Om het ons en jullie een beetje overzichtelijk te maken, zullen wij de optredens in de (grote) festivaltent en die in de kleine tent, het Moulin Blues Café, apart houden. LaVendor Rogue (UK) moet als eerste het podium op in de grote tent. Deze naam zal jullie, op het eerste gezicht en gehoor, misschien niet zo heel veel zeggen, maar als je weet dat drie van de bandleden vroeger de dienst uitmaakten bij Hokie Joint, dan gaat er wellicht hier of daar wel een belletje rinkelen, of niet natuurlijk. LaVendor Rogue zijn de winnaars van de UK Blues Challenge, en dat is niet voor iedereen weggelegd. Hun stijl is… ‘eighties’, Brits, stevig dus, neigend naar bluesrock. Hun set is meer pop dan blues. Mijn mama zou dit maar tot op zekere hoogte kunnen appreciëren en ik zal mij er wel voor hoeden mijn mama tegen te spreken. Let wel, dit is geen slechte band, in tegendeel, maar de ‘blues’, zoals jullie en wij ze graag horen, was nauwelijks of niet aanwezig. John Del Toro Richardson, de naam doet het al vermoeden, speelt, jawel, blues maar met sterke mexicana- of texicana-, je kiest maar, invloeden. De band komt uit Houston,TX, en bijwijlen klinken zij als… Los Lobos, maar ook als de T-Birds en SRV. De meeste nummers zijn een soort uptempo-blues en daar is, uiteraard, niks mis mee. Het is een soort opgewekte blues met de Texas-bluesgitaar in een hoofdrol. Zouden we dit ‘borderline blues’ durven noemen? Toch wel, niet? En omdat wij fan zijn van Texasblues, durven we dit goed vinden, niet extreem, maar gewoon goed. We hebben ons bij John Del Toro Richardson niet verveeld, in tegendeel, en dat betekent toch wel wat. Bette Smith was voor ons een nobele onbekende, maar deze dame, ‘dressed in red’, met rode laarsjes, en met een weelderig afrokapsel, is erin geslaagd om onze aandacht voor een tijdje gaande te houden. Bette doet ons denken aan… Tina Turner, ongeveer dezelfde stem, een beetje heser, en dezelfde moves. Bette brengt vooral soul, rhythm and blues en blues. En zij doet dat goed. Bovendien heeft Bette podiumprésence en daarvan maakt ze, terecht, prima gebruik. Ze laat zich op het podium compleet gaan. Ze brengt haar show met handen en voeten. Bette is vooral goed, beter, in de tragere soul- en bluesnummers, soms doorspekt met een beetje gospel. Toch ook niet vergeten te vermelden het goede, gedegen werk van haar begeleidingsband. Wij willen nu niet hengelen naar aandacht en/of appreciatie, maar de set van Doghouse Sam & His Magnatones heeft ons heel erg kunnen bekoren. Sam is een muzikale duizendpoot die zich niet laat vastpinnen op één segment binnen het genre. Een show van Sam & His Magnatones is altijd een belevenis, energiek en gevarieerd. Sam heeft een fijne, aangename stem en samen met zijn band bezoekt hij alle regio’s binnen het bluesgenre. Er is rock à la Chuck Berry, er is swing, boogie, iets gospelachtigs, Texasrock, maar ook Chicagoblues. Bij ‘Chicago Shuffle’ waan je je in een rokerige club in Chicago. Prima show. Wie nog volgt, zal de registers tot het uiterste moeten opentrekken. Maar toen hadden we dus Monster Mike Welch & Mike Ledbetter nog niet gezien en gehoord. Monster Mike Welch kennen we al van toen hij nog maar een… ‘monstertje’ was en we waren ervan overtuigd, tegen beter weten van sommige kenners in, dat hij een hele grote, figuurlijk dan, zou worden. En dat is ook gebeurd. Mike Welch heeft Mike Ledbetter bij de hand genomen, of was het andersom?, en zij vormen het perfecte duo. Bestaat er zoiets als Chicagosoul? Wel, die twee zijn daarvan het bewijs. Twee zielsverwanten die mekaar wonderwel aanvoelen, en dat hoor je ook in wat ze samen doen. Ledbetter is de betere zanger en Monster Mike is de betere gitarist. Iedereen, of bijna toch, is het erover eens dat deze set het absolute toppunt is de vrijdag op het hoofdpodium op Moulin Blues 2018. Bovendien is er ook die warme interactie met het publiek. Dit was ‘blues with a feeling’ en die feeling kwam zowel van de artiesten als van het publiek. Afsluiter op vrijdag was Ian Siegal. Wie Ian nog geen tien keer heeft gezien, steekt het vingertje op. Niemand? Ian is een rasartiest, maar met ‘overexposure’ heeft hij een deel van zijn karma verloren. Omdat wij ook eens de mening van iemand anders wilden horen, hebben we andere specialisten bevraagd. Volgens hen was de show van Ian… middelmatig, geen top of the list waard. Wij persoonlijk vonden de show niet zo slecht, maar redelijk vlak en weinig aansprekend. Ian is een groot artiest, maar zou duidelijk aan zijn act moeten werken. Ondertussen in de kleine tent, ook wel gekend als het Moulin Blues Café. Hier mogen The BluesBones de festiviteiten openen. The BluesBones zijn één van de meest prominente Belgische bluesbands. De band rond Nico en gitaarwizz Stef Paglia zijn op korte tijd een begrip geworden in de Belgische, en naar uitbreiding Europese, bluesscene. Iedere keer als wij The BluesBones zien en horen, worden ze precies steeds maar beter. Nico is een gedreven zanger en Stef is een gitarist van wereldklasse. Ze spelen nogal wat goed eigen materiaal uit hun nieuwste cd, een cd die we aan iedereen durven aanraden. Het applaus en de bijval die ze oogsten zijn dan ook helemaal terecht. Nico en co maken plaats voor de Chris Blevins Band (twee setjes van een half uur). Chris komt uit Henryetta, Oklahoma, waar hij postbediende was. Hij had een aantal nummertjes geschreven die hij in lokale clubjes speelde. Hij moest dan kiezen tussen zijn job als postbediende en de muziek, en eind 2016 werd het, jullie raden het al, de muziek. Chis speelt een soort bluesy folkrock. Als je de band zo op het podium ziet staan, lijken ze wel op een zootje ongeregeld, maar wat ze doen, doen ze goed. Het publiek vindt het ook best aanvaardbaar en het applaus en de bijval zijn dan ook navenant. Van Hamish Anderson hadden we nog nooit gehoord, dus toch even gegoogeld. Hamish is afkomstig uit Melbourne, Australië, maar heeft nu zijn vaste stek in Los Angeles. Hamish is synoniem van bluesrock, niet ons favoriete genre, maar dat had de aandachtige lezer ondertussen al wel begrepen. Als er al een term bestaat als ‘metal bluesrock’ dan is Hamish daarvan een prominent vertegenwoordiger. Let wel, de jongen kan gitaarspelen, daar mag geen misverstand over bestaan, maar ons ‘ding’ is het niet. Zaterdag 5 mei Hoofdpodium, de grote tent dus… Prachtig festivalweer en een evenzo prachtige affiche voor zaterdag. Twaalf uur middag, ‘high noon’ en The Ragtime Rumours (NL) trekken dag twee van het Moulin Blues Festival op gang. De Rumours zijn de winnaars van de European Blues Challenge. Zoals de groepsnaam het zegt, brengen zij ‘ragtime’ blues, maar dan toch wel in een aangepast kleedje. Wij horen niet de klassieke ragtime, maar een eigen versie van dit heel aparte genre binnen de blues. De show zit goed in mekaar, de zang en de instrumentenbeheersing is voortreffelijk. Wat de heren en dame brengen, is eerder een mix van verschillende stijlen vertaald naar blues en ragtime. Leuk, maar niet écht top. Dan is het de beurt aan Aaron Keylock, de nieuwste Britse bluessensatie, zoals hij weleens wordt omschreven. En weer moeten wij de vraag stellen: ‘Is dit echt wel blues’? Het antwoord moeten we in het midden laten, omdat er waarschijnlijk heel wat liefhebbers zijn van het genre, maar al dat hevig, grunge, geweld is totaal niet aan ons besteed. De zanger (?) gitarist produceert wel een groot aantal decibels, maar het is nooit subtiel of aangenaam. Soms, heel soms, heb je de indruk dat het de goede kant zou kunnen uitgaan, maar dan is er weer dat ongebreideld gitaargeweld. Wij doen alle mogelijke moeite om dit ook maar even goed te vinden, maar we slagen er niet in. Afvoeren die handel! Verademen kunnen we dan wél weer met Corey Dennison. Wegens problemen met zijn vlucht is Corey een paar minuutjes te laat, maar niemand die daar een probleem mee heeft. Wie zei, of dacht dat de blues dood is, heeft nog nooit van Corey gehoord. De blues is, ook in Chicago, springlevend. Corey heeft présence en dan heeft hij nog geen noot gezongen. Corey, één van de grootsten in Chicago, speelt moderne blues zoals die zou moeten klinken. Maar Corey is niet alleen Chicagoblues, hij is ook Chicagosoul. Bovendien is Corey ook een rasperformer die het publiek kan boeien met alles wat hij doet. En dat publiek weet dat ook hogelijk te appreciëren. Soms horen we zelfs een beetje Sam Cooke. Corey speelt meestal eigen werk, maar soms zit er toch ook wel een beetje B.B. King bij. Zijn solo’s zijn geen notenneukerij, maar het is allemaal functioneel en beantwoordt aan wat een song vraagt. Het publiek was zo enthousiast dat we bij momenten vreesden dat het dak van de tent zou gaan. Veel beter dan Corey wordt het vandaag misschien niet meer, we wachten af. Gosh ja, we kunnen ook niet alles van iedereen in detail weten, maar van Robert John & The Wreck weten we dat ze uit Orange County, Californië, komen en dat deze ‘award-winning band’ bestaat uit geroutineerde ‘veteranen’ die met gemak een podium in brand kunnen steken (figuurlijk dan!). Wat we van de heren mogen verwachten? Een stevige brok bluesrock en de blues mag er wel af, want dit is rock die neigt naar metal. Hoe mogen we dit omschrijven? Het is rock, bluesrock, metal, garage, met een heel licht ondertoontje van blues. Leuk voor wie ervan houdt, minder leuk voor wie van blues houdt. Opgepast, want nu komt The Blues Caravan eraan. Leden van dienst zijn dit jaar Mike Zito, Bernard Allison en Vanja Sky, een niet onaardig blondje uit Rijeka, Kroatië. Vanja mag de spits afbijten en doet dat niet slecht, maar er is duidelijk meer nodig om de tent op haar hand te krijgen. Vanja kan gitaarspelen, feit, maar haar zang is (veel) te schreeuwerig. Ze acteert slordig, maakt (te) veel lawaai, is weinig subtiel en dat is duidelijk niet echt naar de zin van het publiek. Mike Zito hebben we de voorbije jaren al een paar keer gezien en gehoord. Hij schudt een aantal interessante solo’s uit zijn gitaar. Zijn zang is in orde, maar het is allemaal ook weer niet goed genoeg om lyrisch of uitgebreid enthousiast over te worden. Bernard Allison, zoon van, is uiteindelijk nog de beste van de drie. We hebben Allison een paar keer in de Borderline (Diest) gehoord en gezien en, jawel, de zoon doet zijn vader eer aan. Aan het einde doen de caravanleden nog een paar dingen samen, muzikaal dan, en dan is het stilaan tijd voor Eric Gales. Eric maakt een apocalyptische entrée met donder en bliksem, echt wel een klein beetje ‘overdone’. Eric denkt dat hij Jimi Hendrix is en wil dat iedereen weet dat hij al twee jaar ‘clean and sober’ is. Hij vertelt aan het begin van zijn set ook zijn levensverhaal. Hij heeft het moeilijk gehad en heeft vijf of zes keer, het juiste aantal weet hij zelf niet meer, geprobeerd om zelfmoord te plegen, alsof wij dat persé willen weten. Eric is een geweldenaar die Freddy King, Albert Collins en John Lee Hooker de revue laat passeren, maar dan altijd met een dikke Gales-saus. Eric beweert traditionele blues te brengen en tot op een zekere hoogte is dat ook wel zo, maar moet het dan allemaal zo overdreven luid en gecompliceerd worden overgebracht? Wij dachten het niet. Oké, plaats maken dan voor de man naar wie we al een tijdje hadden uitgekeken… Kim Wilson. Kim is eigenlijk een heel sociabel man die een praatje over heeft voor iedereen en die zelfs niet te verwaand is om handtekeningen uit te delen aan wie hem daarom vraagt. Je moet maar twee noten, akkoorden, horen en het is net of je staat te luisteren naar The Fabulous Thunderbirds. Misschien hoort hij dat niet graag, maar het is wel zo. Kim, zanger en vooral harmonicaspeler, par excellence, is een vakman en zijn inpakt op het publiek wordt dadelijk duidelijk. Kim speelt, uiteraard, bijna gans ‘Blues & Boogie Vol. 1’ zijn nieuwste, goede cd. Maar daarnaast is er nog heel wat lekkers te horen. De T-Birds zijn nooit ver weg, Elmore James, Lightnin’ Hopkins, Chuck Berry en The Boss Bruce Springsteen komen ook even om het hoekje loeren. Toch ook even, terzijde, het gedegen werk van gitarist Billy Flynn vermelden. Prime show, we hebben ten volle genoten. Om de festiviteiten op het hoofdpodium af te sluiten waren de Nick Moss Band feat. Dennis Gruenling gecontracteerd. Nick Moss is een… veteraan van de Chicagobluesscene die als geen ander begrijpt waar het in de blues om gaat. Hij is ‘top’ van de blueswereld, is ambitieus en intens. Zijn maatje, Dennis, in het weinig flaterende… tijgerpak, uit New Jersey is sinds enige tijd zijn vaste begeleider. Dennis speelt harmonica en doet dat modern, energiek, fris, en bij wijlen indrukwekkend. Alleen een beetje spijtig dat hij na Kim Wilson stond geprogrammeerd. Goede show en perfecte festivalsafsluiter, in de grote tent, van Moss en Gruenling. Ondertussen in de ‘kleine’ tent De iets ‘rijpere’ heren Electrophonics genieten (?) de eer om in het Moulin Blues Café de activiteiten van zaterdag op te starten. De Electrophonics zijn ‘local’ heroes, zijn na elf jaar nog eens terug op Moulin Blues, en weten ondertussen wel hoe de blues hoort te klinken. De ‘7 piece band’ maakt er écht een show van. Zij zijn duidelijk thuis in alle deelgenres van de blues want we horen swing, Chicagoblues, en zelfs een klein beetje rock-‘n-roll. Omdat wij aan het welzijn van onze oren en bijhorende trommelvliezen moeten denken, moeten we iets verder achteraan in de tent gaan staan. Voor ons een tikkeltje te luid, maar voor de rest… goede set. The Cornfeds? Wie verzint zo een naam? Deze heren komen uit Denemarken, hebben een heel apart instrumentarium en spelen… blues, Chicagoblues zelfs. Het is eerder juke joint-blues, niet gepolijst, maar goed. Soms horen we een beetje T-Birds en heel af en toe wat Paladins. The Cornfeds hebben een goede zanger en de instrumentbeheersing is meer dan degelijk. Wij denken dat deze band in de Deense kroegen wel flink wat bijval kan genereren. ‘Let’s go back tot he older stuff’ zegt de leadzanger meermaals. Wat we uiteindelijk horen, is een beetje een mengelmoes van blues, gospel en wat pop. Ze proberen, zeggen ze zelf, zo wat van alles en dat lukt hen nog goed ook. Uit Oklahoma komt hij, Levi Parham. Hij ziet er een beetje ruig uit, maar zingen en gitaarspelen kan hij wel. Levi zingt en speelt zo een beetje alle soorten Amerikaanse muziek, ‘down-stroke blues’, bluegrass, folk (noemt Woody Guthrie één van zijn helden en grote voorbeeld), een vleugje country, kortom alles wat we bij ‘americana’ kunnen onderbrengen. Levi is enorm trots op zijn nieuwste lp/cd, opgenomen in de beroemde Mussel Shoals studio’s in Alabama. Hij, Levi, speelt dan ook bijna zijn ganse cd, meestal slow, klagende blues met een zuiders accent. Soms gaat het tempo wat omhoog en dan lijkt hij wel een beetje op Tom Petty. Goede set. Ook uit Oklahoma komt de Paul Benjamin Blues Band. Chris Blevins, Levi Parham en Paul Benjamin spelen vaak in mekaars band. Ook in Ospel zijn de drie bands aanwezig. Drie voor de prijs van één, zou je kunnen zeggen. Paul speelt ook bas bij Levi en heeft best wel een goede stem. Hij speelt gitaar in zijn eigen band en doet dat meer dan verdienstelijk. We horen allerlei soorten blues en nogal wat boogie à la John lee Hooker. De drie bands uit Oklahoma hebben uiteraard een eigen stijl en eigen repertoire, maar toch zijn er raakpunten tussen de drie bands. Voor pure rock-‘n-roll en pop moeten we bij Hollis Brown zijn. Hollis heeft zijn bandnaam ontleend aan de Bob Dylan song ‘The Ballad Of Hollis Brown’. Hollis zingt met een falset- of kopstem. Dat is in het begin toch even een beetje wennen. Zoals we al zegden, worden rock en pop ons deel en soms, heel soms een beetje blues. Zijn rock is Eaglesachtig, maar wel wat steviger. Ook is de John Lee Hooker-boogie in een aantal nummers nadrukkelijk aanwezig. Hollis komt oorspronkelijk uit Queens, maar de bandleden komen uit alle hoeken van Amerika, uit Cleveland en St. Louis, bijvoorbeeld. De afsluiters in het Moulin Blues Café zijn The Kokomo Kings die heel erg doen denken aan The Fabulous T-Birds. Terwijl de Kokomo Kings aan hun act bezig zijn, is Kim Wilson de grote festivaltent aan het inpakken, figuurlijk natuurlijk. Wie van de T-Birds houdt, moet ook van de Kokomo Kings houden. The Kings maken, vanzelfsprekend, ook publiciteit voor hun nieuwe cd/lp ‘Too Good To Stay Away From’. De Kings is eigenlijk een Zweeds-Deens collectief en spelen naast T-Birds-achtige dingen ook juke joint boogie, rustige down home blues, swamp pop en hier en daar een streepje gospel. Zijn hebben jaren gewerkt als backing band voor, onder andere, James Harman, Mud Morganfield, Lazy Lester, John Primer, en ga zo maar door. Onze sympathie hebben ze. En dat was het dan weer, de 33ste editie van het Moulin Blues Festival. We hebben goede bands en acts gezien, we hebben héél goede acts gezien, maar ook een aantal mindere. Er zal veel variatie in de programmatie en ‘A Pleasant Time Was Guaranteed For All’, of toch bijna. Jean Bervoets
terug naar de index van de concert- en festivalrecensies
|
foto's: © Michel Verlinden _____________________
|