|
||
|
vrijdag 16 augustus Iets voor zevenen struinen we de straat bij de Sint-Luciakerk op. De anders vrij levenloze dorpskern is zoals gewoonlijk getransformeerd in een professioneel festivalterrein dat bruist van de bedrijvigheid. De lokale jeugdbeweging dissecteert majestueuze zoete ajuinen in ringetjes voor straks bij de braadworst. De sportclub hakt verse groentjes in julienne voor in de oer-Vlaamse pitta. En ze hebben weer van die meesterlijke artisanale pikante looksaus, waarvan we hen bij gelegenheid het recept weleens zullen ontfrutselen. Het weer neigt later op de avond te zullen druilen, maar we nemen ons voor om dit onze pret niet te laten drukken... De Steven Troch Band toont zich een zeer gedegen opener. Wat ons opvalt – we hebben de band immers al een tijdje niet meer gezien – is de deels vernieuwde bezetting. Aan de basgitaar kwijt de immer zwierige Liesbeth Sprangers zich gewoontegetrouw mysterieus glimlachend van haar taak. Achter de ketels zit tegenwoordig Bernd Coene (bekend van Blues Vision) en de Gentse Matt T. Mahony is de vervanger van Little Steve. Mahony schittert met jazzy akkoorden in Sony Boy II's 'Nine Below Zero' en dat geeft een extra cachet aan Trochs muziek. Steven put uit zijn hele oeuvre; de man heeft dan ook al heel wat mooie muziekjes bij elkaar geschreven. Als harmonicaspeler excelleert hij en voor zover wij dat kunnen inschatten, heeft hij naast de verbazende techniek die hij al bezat nu nog meer dynamiek op zak. Misschien is de band wat braafjes, maar we vermoeden dat sommigen zich nog wat moeten nestelen in hun nieuwe rol. De tweede act is meteen een klepper! Lucky Peterson telt 54 lentes maar maakte in 1969, op 5-jarige leeftijd dus, zijn eerste plaat. De zoon van James Peterson was ooit het wonderkind van de blues en als jongeling was hij een supergitarist aan wie menigeen zich het kwijl uit de bek heeft vergaapt. Tegenwoordig is hij een ietwat pafferige orgelist die zijn gitaar voor het grootste deel van de set onaangeroerd laat. We hebben 'm enkele jaren geleden in Heerlen gezien en weten wat we mogen verwachten. Ook hier duurt het een tijdje vooraleer Lucky een song heel soulvol in zijn herkenbare stijl declameert, en dat is hij gelukkig niet verleerd. Bij aanvang van zijn set drijven de nummers op een dansbare beat, terwijl hij van achter zijn Hammond met korte kreetjes het publiek ophitst. Een flitsende rockgitarist begeleidt hem, en die past eigenlijk wel in de totaalsound. Ons raakt Peterson echter maar matig en daar kunnen die enkele nummers op gitaar en zijn zingende echtgenote Tamara Tramell – een flink piet-konijn trouwens – niet zo heel veel aan veranderen... Met zijn 'comeback-at-Alligator-release' 'Winning Hand' reef bluesrocker Tinsley Ellis (zie BTTR 107) twee nominaties voor de Blues Music Awards 2019 binnen, met name 'beste bluesrockplaat' en 'bluesrockartiest van het jaar'. Hij is sinds een eeuwigheid niet meer in de Lage Landen geweest en een Nederlandse abonnee van ons blad vertelt dat hij al jaren poogt om de man live te zien, tot in Amerika toe. En zie, op enkele luttele steenworpen van zijn achtertuin wordt zijn droom bewaarheid. Tinsley Ellis wandelt vervuld van 'coolness' het podium op. Het miezert een beetje, maar het publiek blijft staan. Elk voelt dat deze grootse kleine man een gigantische set gaat spelen. En dat doet hij ook. 'A Quitter Never Wins', zingt hij. Hij weet dat hij er staat en dat zijn charisma haast onmételijk groot wordt, maar bescheiden als hij is, speelt hij 'The Last Song' ontwapenend mooi. Tinsley Ellis is misschien niet de allerbeste zanger in bluesland, maar hij klinkt puur en eerlijk én hij heeft iets te vertellen. Als gitarist is hij zonder twijfel de ster van deze avond. Kijk, wij zijn geen bluesrockers en we zullen het wellicht ook nooit worden, maar dit is kwaliteit. Dat hoort het publiek en dat horen wij ook... Franky Bruneel
zaterdag 17 augustus Kunt ge u dat voorstellen, een Duvel op café voor 2,60 euro? Toen we gisteren netjes vlakbij onze Leuvense hotelbedstede stonden geparkeerd, zijn we nog even binnengewipt in Den Ouden Tijd. Daar is niet alleen de volkse sfeer van weleer gebleven; ook het dranktarief is er stil blijven staan. Lydie werkt er niet meer en dat is jammer. Zij wist immers dat ze er voor ons dat kletske gist moest bijkappen. Enfin, dit terzijde. Het is inmiddels zaterdagmiddag, het regent wat, we hebben de promotiestand van ons magazine na lange tijd weer eens 'ontplooid' en we zijn klaar voor festivaldag twee. De Nederlandse Dave Warmerdam Band mag openen. Bij aanvang van de set trekken de piepjongelingen een ietwat jazzy gordijn op. Even vrezen we niet veel meer dan behang voor de 'shopping mall' te krijgen, maar dat is buiten de waardin gerekend. Wat is Janne Timmer een goede zangeres! Ze gaat volledig op in de muziek en ze schittert gewoonweg in 'Tennessee Whiskey' en 'Proud Mary'. Ook gitarist Sonny Ray deelt in het spelplezier en aangezien hij omnipresent is op de voorgrond, denken wij aanvankelijk dat hij Dave Warmerdam is. Dit is immers onze eerste kennismaking met deze jonge horde en het duurt een tijdje vooraleer we in de smiezen hebben dat Dave eigenlijk die bescheiden maar zeer degelijke toetsenman is. Vitor Bacalhau (uit het zuiden van Portugal) behaalde vorige jaar in het Noorse Hell een niet onverdienstelijke derde plaats op de European Blues Challenge. Hij moet deze organisatie enorm hebben gecharmeerd want vandaag staat deze 'Zappa-lookalike' op Swing Blues. Hij speelt bluesrock. Als gitarist is hij trefzeker en authentiek en zijn stemgeluid is vrij specifiek. Met je ogen dicht zou je haast denken dat hij over een hobbelige kasseiweg dokkert, terwijl iemand hem gelijk in de ballen knijpt. Bij aanvang van de set klinkt deze muziek fris en uitnodigend, maar gaandeweg verzandt Vitor enigszins in de eenvormigheid van zijn songs. Naar de volgende act hebben wij echt uitgekeken en met (Rockin') Johnny Burgin & Quique Gomez krijgen we voor het eerst dit weekend het echte Chicagogevoel. Johnny, gepokt en gemazeld in de West Side, en Quique, Spanjes beste bluesharmonicaspeler, nemen alternerend de leiders- en begeleidersrol op zich. Vol overgave werken ze zich door hun gezamenlijke repertoire. Ze slaan en ze zalven. Ze spelen de blues zoals die gespeeld hoort te worden. Johnny excelleert in 'Neoprene Fedora' terwijl Quique beklijft in 'You Can Steel My Sugar'. We hadden misschien een iets laaiender publiek verwacht, maar voor ons is dit optreden een hoogtepunt. Wie zich dan wél tot publiekslieveling kroont, is de ondertussen 70-jarige Watermelon Slim. Bill Homans heet hij eigenlijk. Hij maakt al ruim vier decennia muziek maar zijn onmetelijke populariteit ontwikkelde hij vooral toen hij zich na zijn pensionering als trucker volledig op zijn hobby stortte. Hij speelt lapsteel op een aftandse 'gewone' slidegitaar die hij plat op een plank legt. Hij krijgt het publiek in beweging door hen schalks door zijn slide aan te kijken. Het zijn dergelijke kleine gimmicks die het bij Slim doen. Hij speelt ook harmonica en is daarin misschien niet de fijnstbesnaarde, maar het publiek eet uit zijn hand. “Jullie Europeanen zijn een stuk slimmer dan de gemiddelde Amerikaan”, stelt hij op een bepaald moment 'out of the blue'. “Bij ons hebben ze immers voor Trump gestemd... euh... we gaan het hier straks nog wel over hebben.” Slim houdt zich niet aan deze belofte, want hij heeft het te druk met het bezweren van het publiek dat tegen het slot van dit optreden echt wel halvelings in trance hangt. Knap! Vervolgens krijgen we een prettig weerzien met Bobby Radcliff. Deze keigoede gitarist uit New York zagen we voorheen maar één keer in onze contreien, namelijk in 1990 in Peer. In die tijd – ach wat is het alweer lang geleden – hadden ze daar ook een prima bluesfestival. Radcliff was toentertijd razend populair vanwege zijn album 'Dresses Too Short' waaruit de titelsong zowat zijn lijflied is geworden. En zie, hij is nog geen kwartier ver in zijn optreden of hij knalt er zijn succesnummer al uit. Wij vinden dat niet zo verstandig want we vrezen dat hij hiermee al zijn kruit aan het verschieten is. Maar niets is minder waar, Radcliff, fel verouderd maar nog steeds in goede doen, houdt het hoge niveau het hele optreden aan. Wél moeten we daar eerlijkheidshalve bij vermelden dat gelegenheidsbassist Johnny Burgin (!) daar heel veel toe bijdraagt met een pompende en pulserende basstijl die we eigenlijk best wel kunnen pruimen. Yep, ook dit optreden is er een om in te lijsten. Ondertussen is het buiten donker geworden. Ja, natuurlijk buiten, want binnen steekt men dan het licht aan. Jawel, dit doet wél iets terzake want als het buiten donker wordt, dan kan de lichtman wat extra dynamiek aan het podiumgebeuren geven. Dat gebeurt hier dit jaar trouwens vakkundiger dan bij de vorige edities. We herinneren ons nog levendig hoe Jason Ricci hier in 2016 met zijn kop in het donker stond, en het podiumlicht zijn... euh... 'middenstreek' overbelichtte terwijl hij klaarblijkelijk enkel dat dunne witte lange gewaad droeg. Sommige anekdotes blijven meegaan en zie, nu het licht hier wél goed is, komen die dingen weer boven. 'Lol' zou een mens er dan in chattaal nog bijtypen... Dat lichtspel komt Jamiah Rogers (zie BTTR 97) goed van pas. De jonge twintiger uit Chicago deelt in zijn thuisstad al enkele jaren rake klappen uit in de clubs (waaronder geregeld Buddy Guy's Legends) en op het Chicago Blues Festival. In november was hij nog hier in een package met Annika Chambers maar nu kan het Belgische publiek (dat hier voor de helft uit Nederlanders bestaat) voor het eerst genieten van een volledige Jamiah-show. Voor wie het niet gelooft... ja, die andere jonge kerel op basgitaar is zijn vader Tony. Akkoord, Jamiah toont graag wat hij al kan. Gitaar in de nek, been over de gitaarhals, een spelletje gitaartjebef maar vooral lange solo's vol veelnoterij en dan... plots... bhwammm! Stop! Dan gaat hij op de rand van het podium zitten voor een bijzonder fijngevoelig en ingetogen passage, waarmee hij de voorste rijen toeschouwers – en bij dit optreden zijn er precies veel meer voorste rijen – de tijd van hun leven bezorgt. We horen Buddy Guy, we horen Hendrix en gelukkig horen we ook al heel veel Jamiah. Voor- en tegenstanders van deze bluesstijl kunnen het enkel maar met elkaar eens zijn over het feit dat Jamiah ondanks zijn jonge leeftijd een meesterlijk entertainer is. En dat kunnen we op dit uur van de avond zeer goed gebruiken. De programmator heeft van deze zaterdag – van het hele festival trouwens – een zeer gevarieerd evenement gemaakt. Heel wat deelgenres van de blues komen aan bod en wat belangrijk is... het is dus wel degelijk allemaal blues of op zijn minst heel bluesverwante muziek. Van onzentwege een vette proficiat, Kris! Eat this, perry dudes! Dit gezegd zijnde – nee, we kunnen het niet laten – geven we nog mee dat Shemekia Copeland, dochter van wijlen Johnny, hier vanavond de festiviteiten afsluit. Vroeger was ze een tikkeltje timide, maar ondertussen bespeelt ze de toeschouwers met het grootste gemak. Tussen haar soulvolle bluesnummers vertelt ze verhalen. Over zichzelf, over het leven en over hoe ze zichzelf in het leven ziet. O ja, er is weer die obligate ode aan haar pa, dat hadden we verwacht. En voor het overgrote deel van de set put ze uit 'America's Child', haar nieuwe album op Alligator Records waar ze sinds kort weer onderdak heeft. Een beetje ornitholoog zal het onmiddellijk bevestigen: vrouwelijke zangvogels hebben veel meer noten op hun zang. Met een klok als Shemekia zouden we dat zowaar nog geloven ook. Een tikkeltje theatraal soms, maar al bij al zet deze kleine opdonder hier een waardig slotconcert neer. Franky Bruneel
zondag 18 augustus De weergoden raakten het op zondagvoormiddag maar niet met elkaar eens of ze Wespelaar nog eens flink zouden besproeien of het droog zouden houden. De droogstemmers hebben het uiteindelijk gehaald en zondagnamiddag was het een beetje fris, maar… dus zo goed als droog. Vroeg op de middag was er nog niet zo heel veel volk, want, denken wij, een aantal liefhebbers hadden misschien toch even afgewacht wat het weer uiteindelijk zou beslissen. Enfin, om half twee mocht het Stef Paglia Trio de zondagse festiviteiten openen. Stef kennen wij van zijn snedig gitaarwerk bij de BluesBones. Hij vond het in 2017 de hoogste tijd om ook eens op het voorplan te komen. Vandaar het Stef Paglia Trio (met de Canadees Joe Purkess en bassist Geert Schurmans). Stef houdt duidelijk van het hardere werk, bluesrock eigenlijk, en dan zijn helden als SRV en Jimi Hendrix nooit zo heel ver weg. Het is dus bijna vanzelfsprekend dat de set grotendeels bestaat uit uptempo nummers waarmee Stef zijn kwaliteiten als gitarist overvloedig kan demonstreren. Maar hij kan uiteraard ook flink uit de voeten met tragere nummers. Pakkend is het trage instrumentaaltje waarmee hij een ode brengt aan zijn overleden vader. “En de zanger Stef?”, zullen jullie zich misschien afvragen. Wel dat valt – en we spreken alleen voor onszelf – een beetje tegen. Stef is in de eerste plaats gitarist en dan pas zanger. Er was ook nog plaats voor een ‘special guest’, in casu de Ierse Kaz Hawkins die op twee nummertjes aanwezig mocht zijn. Dit was een goede set en een perfecte opener van dag drie op Swing, (free) blues for the people... “Quid ex Italia?” (wat voor goeds kan er nu uit Italië komen?), zou je je kunnen afvragen, maar dat viel met Dany Franchi verdomd reuze mee. Dany komt uit Genua en timmert al een tijdje aan een internationale loopbaan (zie BTTR 109). Begin dit jaar deed hij zijn eerste uitgebreide Europese clubtournee en deze zomer hield hij halt op Swing Wespelaar. Is wat Dany doet nu Italiaanse blues of blues uit Italië? Feit is dat hij best wel een ‘coole’ band heeft, die muzikaal goed in mekaar zit. Zoals elke gitarist dat graag doet, wil ook Dany tonen wat hij allemaal kan, en dat is niet weinig. Hij kent en kan het allemaal, maar zijn set zit toch voor het grootste deel vol met Texasblues, Memphis-soul en een tikkeltje funk. En heel erg ver hoor je ook wat psycho. In de solo’s weet Dany zich niet altijd te beheersen, maar dat is niet zo heel erg. Naast zijn erg goed gitaarspel heeft hij ook nog een fijne blues- en soulstem waarmee hij ons redelijk charmeert. Van Dany gaan we nog horen, schrijf dat maar op. Uit San Diego (Californië) komt Whitney Shay. Redhead Whitney hits the stage in een wittige glinsterjurk met een (bijna) oneindige dijsplit. Een aantal fotografen bleef precies iets langer voor het podium staan dan nodig. Whitney opent met een energieke versie van ‘Midnight Special’ en raast dan als een rollercoaster door haar repertoire van 50’s en 60’s rock, rockabilly, blues en soulblues. Whitney heeft een geweldig krachtige stem en maakt van de gelegenheid dankbaar gebruik om haar nieuwste cd ‘A Woman Rules The World’ te promoten. Een paar andere nummers zijn: ‘Ain’t No Weak Woman’, ‘Everyday’ en ‘Don’t Pick Me For your Fool’. Whitney heeft Nico Duportal ingehuurd en we kennen Nico allemaal als een begenadigd gitarist die alle stijlen aankan en een meerwaarde is voor de band. Het hele gamma van vroege Amerikaanse amusementsmuziek komt in de strakke set aan bod. Er is dus blues, 50’s rock, rockabilly, soul, een beetje gospel en nog een paar deelgenres, alles uit het boekje dus. Het is een beetje raar, maar wij hadden wat meer enthousiasme bij het publiek verwacht. De Smart- en Iphones kregen bij momenten meer aandacht dan de stomende Whitney Shay-set. Oorspronkelijk uit Italië (Rome), maar met standplaats in Chicago, komt Breezy Rodio (zie BTTR 108). Zijn thuisbasis is Chicago, dus mogen we ons verwachten aan Chicagoblues. Breezy opent met ‘The Breeze’, een eigen nummer. Breezy speelt, naar eigen zeggen, alleen maar eigen, originele nummers. Het is dus vrij normaal dat hij geen platgetreden paden bewandelt. Zijn blues is Chicago met een jazzy en soul-inslag, en zijn stem doet soms denken aan die van Sam Cooke. We horen meestal uptemponummers die soms dicht tegen rock aanleunen. De set is heel gevarieerd, maar eigenlijk niet zo heel erg verrassend. En omdat Breezy eigen nummers speelt die niet bij iedereen bekend in de oren klinken, is het publiek een beetje afwachtend wat enthousiasme betreft. Dit betekent dat Breezy zo een beetje als achtergrond dient, terwijl het publiek een beetje heen en weer kletst. Dit is echter een algemeen verschijnsel op festivals. Een (groot) deel van het publiek komt niet in de eerste plaats voor de muziek, maar eerder voor de gezelligheid en daar is dan, uiteraard, weer niets mis mee. Dany Franchi en Jamiah Rogers komen ook nog een nummertje meedoen en dan is de speeltijd om voor Breezy. Van Kirk Fletcher hadden we eigenlijk meer verwacht. Kirk komt uit Compton, Californië, en wilde in Wespelaar komen bewijzen waarom hij één van de beste jonge, moderne bluesmuzikanten is. Kirk speelde een tijdje bij The Fabulous Thunderbirds, The Mannish Boys en Joe Bonamassa, maar vond het een paar jaar geleden toch tijd om aan zijn eigen carrière te bouwen. Kirk is dus in de eerste plaats een gitarist die verrast en boeit met zijn altijd correcte gitaarspel. Qua stem klinkt Kirk soms een beetje als Robert Cray met ongeveer diezelfde uithalen. Alleen is zijn stem wat donkerder dan die van Cray. Kirks gitaarsolo's zijn passend, soms een beetje lang en een beetje hard, maar eigenlijk nooit té. Hij houdt zichzelf en zijn gitaar goed in de hand, kent alle trucs uit het boekje en ontspoort niet in eindeloos zwaar gepingel. Wat wel opviel, is dat Kirk de ideale sideman is, maar geen echte bandleider. Daarvoor is zijn charisma niet groot genoeg. Kirk Fletcher in Wespelaar… goed tot, bijwijlen, zeer goed, maar als frontman niet echt overtuigend. Om de feestelijkheden af te sluiten, had de organisatie Larry Williams a.k.a. Mud Morganfield uitgenodigd. Mud heeft – en dat is een beetje normaal – ongeveer dezelfde stem als zijn vader, de grote Muddy Waters. Mud, die ook wel een beetje bas speelt, neemt ons mee door zijn eigen repertoire en ook overvloedig door dat van zijn vader. Het openingsnummer is, als bijna vanzelfsprekend, ‘They Call Me Mud’. Voor we verder gaan, toch even vermelden dat Mud een fijne Engelse band heeft gekozen om zijn act te ondersteunen. Die kleine ‘upright bass’ speler – Ian Jennings met name – maakt ook deel uit van de befaamde Big Town Playboys. Dus met de begeleiding zit het wel snor. Enkele titels misschien? ‘I Want To Be Loved’, ‘I’m Gonna take You Downtown’, ‘She’s 19 Years Old’ (van Muddy), ‘I’m A Man’, Baby, Please Don’t Go’ en ga zo maar door. Qua amusementswaarde is dit een goede set en de bezoekers die niet zo heel goed thuis zijn in Chicago, vinden dit uiteraard het einde. All in all, de show mag er zijn en zo dacht het merendeel van het publiek er ook over. Jean Bervoets
terug naar de index van de concert- en festivalrecensies
|
foto's: © Franky Bruneel _____________________
|