|
||
|
Dik dertien jaar na zijn eerste passage, als voorprogramma van Dani Klein, stond Bai Kamara Jr. weer op de planken van de Brugse Stadsschouwburg. Op de vierde golf anticiperend bleef ook hier een aanzienlijk deel van het bestaande doelpubliek thuis, maar het belette de Belg met Sierra Leonese roots niet om, in tegenstelling tot zijn plaat ‘Salone’, met een voltallige band acte de présence te geven. Internationaal gezelschap ook: de ritmesectie is volledig West-Afrikaans met Boris Tchango (Togo) op drums, bassist Désiré Somé (Burkina Faso) en Bai zelf die zich instrumentaal tot akoestische gitaar beperkt. De elektrische gitaristen zijn de Amerikaan Tom Beardslee en Julien Tassin, de enige Belg in het gezelschap. Qua zang verwacht je
soms dat Bai ‘Right Next Door’ gaat inzetten,
want hoe nauw leunt zijn stem niet aan bij die
van Robert Cray? Opvallend is dat zowat de ganse
set was opgetrokken uit ‘Salone’ en nieuw
materiaal dat tegen eind december klaar moet
zijn. Doorheen het optreden hoor je duidelijk
dat de band minstens even goed met de nieuwe
songs overweg kan als met de oude opnames waar
de leden door corona zelf amper aan meewerkten.
Afgaand op het concert dragen de nieuwe songs
meer Afrikaanse invloeden mee en is de sound ook
veel elektrischer. Bovendien zijn de teksten
politiek geladener, waarmee hij duidelijk komaf
wil maken met graaicultuur door Afrikaanse
leiders die amper een haar beter zijn dan hun
koloniale voorgangers. De set opende zelfs
met een nieuw nummer, ‘Trouble’, gevolgd door
het vlotte ‘I Ain’t Lying’, twee songs waarop
Tom Beardslees gitaarsound al een stevige
stempel drukte. In tegenstelling tot de andere
gitarist, Julien Tassin, klonken zijn soli ook
scherper door. De laid back-attitude van ‘Black
Widow Spider’ was smullen voor elke liefhebber
van trage Deltablues en in ‘It Ain’t Easy’, een
eerste nummer over en voor West-Afrika, mocht
Julien Tassin soleren. De keuze voor twee
gitaristen, die afhankelijk van de sfeer van de
song mogen leiden, is zonder meer een verrijking
voor het optreden als geheel. ‘Miranda Blue’,
een song over rondtrekkende medicijnmannen en
indirect de titeltrack van de komende plaat, was
dan weer een uptemponummer met een ruiger
kantje. Gaandeweg breidde het klankenpalet
inderdaad uit en slopen ook meer afro-invloeden
door, zoals bij ‘Cold, Cold Love’ en ‘If You
Go’, die deden denken aan het werk van Ry Cooder
met Ali Farka Touré. Het bluespad, dat trouwens
aangelegd is met West-Afrikaanse tegels, werd
nooit verlaten zoals het ook al nieuwe ‘Star
Angel’ toont. Bleef het optreden tot dan een gezellig gebeuren dat in het decor van de Stadsschouwburg op een zaterdagavond niet misstaat, dan besloot het gezelschap halfweg dat het meer mocht zijn. Het op plaat veel kortere ‘Cry Baby’ kreeg een sobere maar des te dansbaardere bewerking mee: Bai zette zijn gitaar aan de kant, startte ritmisch handengeklap dat het publiek spontaan overnam en met de spaarzame instrumentatie erbij sloeg de vlam helemaal over. In ‘The Rest of Everything’ toonde Désiré Somé wat voor een begenadigd afrogitarist hij wel is en het als komende single aangekondigde ‘Shake It, Shake It, Shake It’ dreef op dezelfde energie verder. ‘Homecoming’ en ’Don’t Worry About Me’ schakelden een versnelling lager, al was dat maar tijdelijk. Uit ‘I Don’t Roll With Snakes’ blijkt duidelijk dat de nieuwe nummers zijn gepend met een volwaardige band in het achterhoofd. Afsluiter ‘Fortune’ werd een ware boogie die alleen maar op een bisnummer kon uitdraaien met ‘I’m A Grown Man’, alweer vers voer, waarmee Bai aantoonde dat het publiek een gezonde portie lef minstens evenveel kan smaken als een berekende routine. Olivier Verhelst terug naar de index van de concert- en festivalrecensies
|
foto's: © Michel De Pourcq
|