|
||
|
Duvel
Blues opende het festivalseizoen
gewoontegetrouw in een evenement met een
hartelijke omvang, een gezellige setting met
tafels en parasols, een tent waarin men zich
niet hoeft te haasten en de aangrenzende zaal
voor intieme concerten. Dit keer werd ook de
temperatuur enorm gewaardeerd. Vanwege het
nachtelijke weer was het niet te heet. En het
festival presenteerde een gediversifieerde
internationale affiche. De zogenaamde 'rockin'
blues-gitaristen' stijgen nu eenmaal niet naar
mijn hoofd, maar voor dit programma kon ik wel
een frisse luisterbereidheid opbrengen... Juzzie
Smith. Deze akoestische gitarist-zanger
distilleert een aangename folkblues, doorspekt
met percussie met belletjes en schelpjes. Twee
voorstellingen in de zaal lijken mij haast een
misbruik van zijn kunst... Meena
Cryle & The Chris Fillmore Band. De
Oostenrijkse zangeres, genuanceerd en melodieus,
zou een persoonlijker repertoire moeten brengen
en beter gekozen covers dan de vocale 'grand
écart' tussen 'Tee Na Nu' (Slim Harpo) en Etta
James' 'I'd Rather Go Blind'. En wat te
vertellen over de gitarist? Wel, ik zal het symboliseren door het
aantal pedalen (zeker meer dan tien, zonder de
meervoudige inputs). Jammer, want als gasten in
de slotsong van de klasse-akoestieker Hans
Theessink toonden zij terughoudendheid en
een echt gevoel voor de blues. De veteraan met
een enorme countrybluesachtergrond wist zijn
publiek te veroveren met zijn warme stem en de
juiste 'zingende' tonen van zijn twee gitaren.
Eén daarvan was een twaalfsnarige en dus perfect
voor het werk van Big Bill Broonzy. Zijn
delicate bottleneckwerk maakte de charme
compleet. Naast eigen werk, speelde Hans ook
covers, maar die maakte hij zich volstrekt
eigen, zoals 'Walking The Dog' van Rufus Thomas. Americana bij uitstek
kregen we van Tom Rigney & Flambeau.
Zij waren de enige artiesten die een toegift
kregen. Het publiek dat ze met verve hadden
veroverd, liet hen niet meer los. Rigney toonde
zich als zanger-violist een dynamische leider.
En met boogiepianiste Caroline Dahl reeg de band
uit San Fransisco een reeks nummers met cajun-,
Ierse en New Orleans-klanken aan elkaar. Een
juweeltje was een instrumentale cover van 'House
Of The Rising Sun', ingeleid door de viool in
Jiddische modus. Voorafgaand aan deze set was er
een muzikaal eerbetoon (inclusief washboard) aan
de onlangs overleden Tiny Legs Tim. Guy Davis dan.
Is het zijn academische kant? Zijn Piedmontese
volksstijl? Hoewel hij trofeeën heeft gewonnen
met zijn akoestische cd's (gitaar/harmonica) en
theatervoorstellingen, gewijd aan Robert Johnson
en Sonny Terry, klinken zijn concerten, zelfs
intieme, academisch en raken ze me niet erg. Het
volstaat niet om de klassieker 'Two Trains
Running' met een schorre stem te benaderen om
het authentiek te laten klinken. Ik durf zeggen
dat Hans Theessink mij meer heeft ontroerd... Tot slot
het Nico Wayne Toussaint Quintet. Als
hij niet in Zuid-Amerika optreedt, is Nico
altijd 'on the road' in Frankrijk en Navarra.
Deze ultra-dynamische zanger-harmonicaspeler is
de enige Franse die zich heeft verdiept in de
boogie- en Alligator-periode van James Cotton,
aan wie hij een zeer succesvolle plaat heeft
opgedragen. Nico heeft een strakke band met
keyboards bij. Zijn breaks zijn precies en
klokvast, zijn interventies zijn oogverblindend
en zijn punch werkt zonder franjes of
slordigheid. Een mooie finale voor dit festival
op mensenmaat. André Hobus
terug naar de index van de concert- en festivalrecensies Naast de concert- en festivalverslagen op deze website is Back To The Roots sinds 1995 het meest complete en veelzijdige tijdschrift voor blues en verwante muziekstijlen. Vijf keer per jaar brengen we u nieuws, achtergrond, interviews, reportages, cd- en dvd-recensies, boeken, de meest complete blueskalender, enz... Nog geen abonnee? Klik hier voor meer info.
|
foto's: © Philip Verhaege
|