|
||
|
Sommigen
hadden het over een mooie affiche. Dat klopt
en dat is, vinden wij, volledig de verdienste
van de drukker. Drukkers van festivalaffiches
krijgen maar zelden een pluim, dus dit mocht
wel even gezegd, niet? Maar ook het
gevarieerde programma sprak ons aan. En de
setting met verschillende tenten op het
terrein achter het ontmoetingscentrum
Rooierheide. En het sympathieke karakter van
Hookrock vanwege de mensenmaat van het
gebeuren en het warme hart van de
organisatoren en de medewerkers. Meer dan
redenen genoeg dus, om op vrijdag 1 juli weer
vanuit Brugge naar Diepenbeek te trekken.
Eigenlijk bedoelen we rijden, maar koning file
maakte er een kutboel van. En dan waren we op
de middag nog even van de ring afgeslagen om
in Jette iets deftigs te eten vooraleer een
weekend te overleven op de pitta van die
Hookrockse Griek. Nou, die Jetse Chinees heeft
ons fijntjes bij onze sjokkedeizen gehad. Nul
currysmaak in de currysaus. Echt nul. En laat
de currysaus doorgaans nu net de smaakmaker
voor de inktvis zijn. Enfin, het doet allemaal
niet zo heel veel terzake. We waren tijdig op
het festivalterrein en hadden er zin in. vrijdag
1 juli De Zoerselse band Revenuer
Men mocht om 18 u. stipt openen. Ze hebben
hun naam van het rockabillyliedje 'Revenuer Man'
dat Bill Goodwin in 1962 naar de bekendheid
zong. U moet het maar eens googlelen want dat
liedje is stilistisch vrij representatief voor
wat dit viertal brengt: een mix van rootsrock,
rockabilly, country en rock-'n-roll. Wij vonden
het best leuk, en zelfs voor wie deze stijl
minder apprecieert, is er goed nieuws. De
nummers zijn zodanig kort dat ze eigenlijk
gedaan zijn vooraleer ze goed en wel beginnen. U
kent dat genre wel. Er heeft er altijd wel
eentje zo'n oogverblindende Gretch-gitaar met
veel twangneurosen. Revenuer Men bleek – mede
door de puike zang van Tom Vloemans – een
degelijke openingsact. Dat vond het publiek ook,
want de eerste dansers manifesteerden zich voor
het podium. Dan was het de beurt
aan wat in onze oren de meest authentieke
Belgische bluesband van het ogenblik is: Little
Hook. Ze appelleren vaak aan Hound
Dog Taylor, ook qua klankkleur, want de
baslijnen komen net als destijds bij Brewer
Phillips uit de dikke snaar van een gewone
gitaar. Ze brachten Hound Dogs 'Sadie'
meesterlijk en een ander hoogtepunt was R.L.
Burnside's 'Fireman Rings The Bell'. Ook van
enkele nummers in onvervalste Mississippi Hill
County Blues-stijl bleef deze set niet gespeend
en de snelle shuffle 'Just Your Fool' swingde
als de beesten. Alweer raakten we diep onder de
indruk van de onwrikbare cool die
zanger-gitarist Renaud Lesire uitstraalt. Wat
een zalige mens is dat toch. Little Hook was
voor ons, achteraf beschouwd, het beste van deze
eerste festivaldag. In 2016 won de Franse
Jessie Lee Houllier in haar thuisland het
televisiespektakel The Voice. Ze was pas 22 maar
toen al etaleerde ze haar liefde voor de blues
door o.a. 'I Just Want To Make Love To You' van
Etta James door het strot van miljoenen kijkers
te pleuren. Tegenwoordig scoort ze aardig met
haar band Jessie Lee & The Alchemists.
Van bij de eerste song hadden ze het publiek aan
hun kant met een stevig, grootstedelijk
bluesgeluid (twee gitaren, bas, drums en
Hammond). De Hammondsolo in 'It Must Be Love'
was schitterend. Jessie is trouwens een
degelijke zangeres. Voor een Française is haar
uitspraak van het Engels zelfs zeer
aanvaardbaar. Alleen gaat ze bijwijlen wat
piepen wanneer ze in de hoge tonen volume wil
steken. Lovenswaardig is dat de band ook veel
eigen werk brengt, zoals 'Get Out Of My Head'.
In deze song kwam alles mooi samen in een eigen
stijl, een eigen sound. We zouden het haast
omschrijven als bluesrock die nergens over de
schreef gaat, ware het niet dat in de tweede
helft van de set de rock ietwat de bovenhand
ging halen... De Britse band The
Revolutionaires mocht dag één afsluiten.
Deze jongens zijn synoniem voor goed gespeelde
partymuziek: rock-'n-roll en rhythm and blues
met veel, heel veel energie. We hoorden 'Roll
Over Beethoven', een vlammende
pianoboogiewoogie, een vlijmscherpe vertolking
van een instrumentaal Mar-Keys-nummer, het
aanstekelijke 'Seven Nights To Rock' en nog veel
meer van dat soort dingen. De hyperkinetische
zanger-gitarist Ed Stephenson heeft een goede
stem, maar zou daar volgens ons nog een
tikkeltje meer uit kunnen halen. De klemtoon
ligt te vaak op het feestje, op de energie, op
het opzwepen. Daardoor vergeet Ed soms écht te
zingen. Naarmate de set vorderde, veranderde de
schrikaanjagende waterval ietwat in een rustig
voortkabbelend beekje. 'Kansas City' kreeg een
vrij makke vertolking en de Chicagoblues van
Magic Sam verbrandde in overvloedige
gitaardistorsie. Het publiek liet dit echter
niet aan het hart komen en in dichte drommen
voor het podium dansten de wellustelingen
zichzelf en het festival de nacht in. zaterdag
2 juli Heeft u ooit al eens
iemand aan de weg zien timmeren? Eerlijk? Stelt
u zich dat eens voor. Mocht dit het geval zijn,
dan wordt zo iemand toch terstond onderworpen
aan de militaire discipline van het gesticht in
Rekem. Of weggestopt in de anonimiteit van PC
Sint-Arnoldus in Beernem. En toch, toch lezen we
her en der dat de jongens van The Blue
Chevy's al meer dan dertig jaar aan de weg
timmeren. Vandaag deden ze dat dus in Diepenbeek
en om nog zo'n dooddoener te gebruiken, zullen
we maar zeggen dat ze zich als opener van de
tweede festivaldag behoorlijk van hun taak
kweten. Uiteraard hebben ze hun recente cd 'The
Night Calls' uitvoerig gepromoot. De titeltrack
kreeg een zeer dansbare uitvoering en regelmatig
veerden we op vanwege smaakvolle sax- en
trompetsolo's. De eigenzinnige mix van rootsrock
en blues deed het op dit vroege uur (ze begonnen
om 14 u. stipt) lang niet slecht. Vervolgens een
onopgelost mysterie. Al mag Joost het weten, hij
weet niet – Ivan misschien wél – waarom Chris
Cain & The Luca Giordano Band zo
ontiegelijk vroeg stonden geprogrammeerd. Zelfs
bij het diagonaal doorkruisen van het programma
wist elke liefhebber van authentieke blues dat
Chris Cain uit San José, California, garant zou
staan voor het sterkste optreden van het hele
festival. De staat van verdienste én de
reputatie van deze artiest zijn zo groot, dat
het tegen alle logica indruist om hem tot
tweedes te degraderen. Enfin, dit is onze
persoonlijke mening. Reeds van bij de eerste
noten vatte een groot gedeelte van het publiek –
voor zover reeds aanwezig – post, pal voor het
podium. “It's good to see your smilin'
faces”, stak Cain ontwapenend van wal. Hij
bracht nogal wat werk uit zijn recente
Alligator-cd 'Raisin' Cain' en we moeten
aanstippen dat zijn Italiaanse begeleiders de
nummers tot in de perfectie hadden ingestudeerd.
Chris is gitaristisch zeer op B.B. King geënt
maar in de ritmepartijen speelt hij volle
akkoordenprogressies wat zijn spel
gesofisticeerd en boeiend maakt. Het
onderscheidt hem van veel collega's. Van de
meeste zelfs. Zijn snarenverbuigingen in Albert
Kings 'Crosscut Saw' waren onnavolgbaar, al
gebiedt de eerlijkheid ons te melden dat Luca
Giordano in zijn solo's een zeer toegewijde
leerling bleek. In de wetenschap dat de band de
avond voordien tot 1 u. had gespeeld in
Duitsland, dat ze pas om 3 u. in het hotel waren
aangekomen en na slechts vier uurtjes slaap
waren vertrokken om tijdig in Diepenbeek te
zijn, rest er ons na dit magistrale concert maar
één woord: respect! Dat wie na Chris Cain
moest spelen de kans liep om genadeloos door de
mand te vallen, was een evidentie. Slachtoffer
van dienst was Juwana Jenkins, een
zangeres uit Philadelphia die in Tsjechië woont
en zich door Tsjechische muzikanten laat
begeleiden. Er bestaat een ongeschreven wet dat
verslaggevers nooit schrijven dat een optreden
slecht was. En dat ze een band nooit tot op het
bot afkraken. Dat gaan we dus ook niet doen.
Maar we hopen dat u het ons niet kwalijk neemt
als we zeggen dat we Juwana ervan verdenken voor
het promofilmpje op haar website autotune te
hebben gebruikt. Live klonk ze niet altijd even
toonvast en veel klanken ontaardden in
binnensmonds gezwemel. De organist leverde zo
mogelijk nog valsere backing vocals en de gitaar
klonk – vaak in ongepaste pogingen om
jazzgeneuzel aan Jenkins' standaardblues toe te
voegen – alsof ze uit een synthesizer kwam.
Meermaals bedankte Juwana het publiek voor hun
aanwezigheid, voor het steunen van livemuziek en
om de blues in leven te houden. Dat waren
integere momenten, maar datzelfde publiek koos
al na enkele nummers het hazenpad. Richting
frietkeet op het pleintje van Rooierheide of
wegens de lange wachtrijen daar, het pittakot
van de Hookgriek. Pijnlijk. Na afloop van het
concert vergeleek de presentator Jenkins met
Etta James en Aretha Franklin. We kunnen de
brave borst alleen maar adviseren om zeker geen
professionele tenniscarrière te ambiëren.
Daarvoor slaat hij teveel ballen mis... Ondertussen werd het
19 u. en in schril contrast met de vorige band –
en dit bedoelen we in de positieve zin – wachtte
ons een optreden van topniveau. De in Brussel
residerende Bai Kamara Jr. is de zoon
van de voormalige Sierra Leoonse ambassadrice in
ons land. Als u meer over hem wil weten, dan
moet u er het interview in BTTR
118 (december 2021) maar eens op nalezen.
Met superdrummer Boris Tchango (Togo) en bassist
Désiré Somé (Burkina Faso) sierde nog meer
West-Afrikaans talent het podium. De Brusselse
jazzgitarist Julien Tassin maakte het kwartet
compleet. Vakmanschap! Puur vakmanschap werd ons
deel. En dat geldt zowel voor Bai als
geëngageerd singer-songwriter en akoestisch
gitarist als voor de zeer professionele
groepsleden. Bai Kamara Jr. zoog als een magneet
vrijwel alle aanwezigen tot bij het podium en
hoefde daar helemaal geen moeite voor te doen. “I
ain't lyin'”, zei hij. “I can't give
you what I ain't got”. Maar wat hij heeft
en gaf, is volstrekt uniek. In zijn energieke
muziek is de blues altijd aanwezig, hetzij in
een muziektechnische structuur, hetzij in een
tekstuele ondertoon. Maar net zo prominent
aanwezig, zijn de Afrikaanse roots en ritmes.
Brengt hij de blues terug naar haar oorsprong of
brengt hij de roots opnieuw naar de blues? Voor
ons part mag u dat zelf kiezen, maar in elk
geval voelde deze muziek als een perfecte
balans. Als een ronde cirkel. Hoogtepunten? Nou,
het hele optreden was een aaneenschakeling van
muzikale pareltjes maar als we er dan toch
enkele moeten uitfilteren, zijn dat 'Lady Boss'
vanwege de priemende ironie en 'Let Lightnin'
Strike Me Dead' vanwege het perfecte huwelijk
tussen Mississippiblues en de West-Afrikaanse
jùjú- en griotstijlen. Waar Chris Cain het
hoogtepunt was voor wie van pure blues houdt,
was Bai Kamara Jr. dat zeker voor wie het graag
iets breder ervaart. Grote mijnheer. Pure
klasse! Ook zangeres Sari
Schorr uit Brooklyn, New York, kon op de
sympathie van veel toeschouwers rekenen. En dat
is normaal, want voor dit soort
spierballenbluesrock is er altijd wel een
publiek. En weer viel de variatie in het
programma op. Geen twee bands tapten stilistisch
uit hetzelfde vat. Schorr is een geschoolde
operazangeres, of beter 'wás', want ze sloeg een
ander pad in. Met name dat van
achtergrondzangeres bij o.a. Popa Chubby en Joe
Louis Walker. In 2015 nam ze deel aan de
International Blues Challenge in Memphis, waar
jurylid Mike Vernon – ja, dié – haar uit de
onbekendheid plukte en haar voorstelde om een
solo-album op te nemen. En hij zou dat producen.
Sinds 'A Force Of Nature' is Schorr, zoals dat
heet, een vaste waarde geworden in het
internationale blues- en bluesrockcircuit.
Voilà, dat was de notendop. Sari had een goede
band bij, waarin ons vooral de Hammondspeler en
de gitarist opvielen. Zelf toonde Sari zich een
prima zangeres. Wanneer ze een nummer kalm
inzette, zoals bijvoorbeeld 'Back To LA', dan
deed haar stem ons ietwat aan Chrissie Hynde
denken. Echt waar. Maar Sari dreef haar nummers
telkens de hoogte in en bij die climax vroegen
wij ons af of ze haar stem niet wat teveel
forceerde. Zou ze dit werkelijk tachtig minuten
volhouden? En ja hoor. Dat deed ze. We
onthielden vooral een song over Robert Johnson
(waarin Sari vertelde over haar fascinatie voor
het gegeven dat het mogelijk zou zijn om je ziel
aan de duivel te verkopen in ruil voor al het
talent van de wereld) en stoere rockversies van
'I Just Want To Make Love To You' en Leadbelly's
'Where Did You Sleep / Black Betty'. Inmiddels schurkte
het tegen kwart voor elf aan. De avond viel en
het werd tijd voor het traditionele afsluitende
feestje. Daarvoor hadden de organisatoren
muzikanten van eigen bodem aangesproken en we
waren aangenaam verrast toen we vernamen dat Last
Call hier tijdens een eenmalige reünie
zou aan- en optreden. Last Call zeg! Het gebeurt
niet zo zot veel dat we met een teletijdmachine
een kwarteeuw achteruit gaan. Wie de Belgische
bluesscene al langer dan vandaag volgt, weet dat
dit destijds de partyband nummer één in
belgenbluesland was. In 2001 maakten ze met
'Boogie Witcha' hun laatste cd. Een kleine tien
jaar hebben ze bestaan en de bezetting durfde al
eens wisselen. De twee constanten doorheen dat
decennium waren frontman Henk Van Der Sypt
(zang, harmonica, gitaar, accordeon, wasbord) en
de schitterende drummer Steve Wouters (die hier
gisteren ook al met Little Hook speelde). Ook
aanwezig waren gitarist Luke Alexander en
bassist René Stock, die destijds pas in een
later stadium deel van de band hadden
uitgemaakt. En Bies Biesmans als special guest
op saxofoon. De set begon stevig rootsrockend
met veel reverb in de zang en harmonica. Mogen
we eerlijk zijn? Dit was niet echt hoe wij ons
Last Call herinneren. Deze sound leunde sterk
aan bij wat Mudvibe hier vorig jaar neerzette.
Daar is zeker niets mis mee, maar overmand door
melancholie wilden wij Last Call horen. Met
'Nighttime Radio' ging het in de goede richting
en met 'Te-Ni-Nee-Ni-Nu' en het instrumentale
'Kay / El Cumbachero' was het er boenk op! Het
publiek genoot met volle teugen en eigenlijk
vinden wij het een geniale zet om Last Call
speciaal voor deze gelegenheid te reanimeren.
Wiens idee het ook moge geweest zijn, chapeau! En toen viel het doek over Hookrock 2022. We onthouden deze editie als zeer gevarieerd en op één uitzondering na fluctuerend tussen degelijk en schitterend. Hoogtepunten voor ons waren Chris Cain, Bai Kamara Jr. & The Voodoo Sniffers en Little Hook. Tot slot willen we de organisatoren nog twee kleine suggesties doen. Uiteraard opbouwend bedoeld. De Hookgriek heeft goeie marchandise, daar niet van, maar wellicht zou een iets breder cateringaanbod de toeschouwers rond etenstijd op het festivalterrein houden. En indien de linker speakertoren nog twee meter naar links zou opschuiven – die ruimte was er – zouden de toeschouwers in de linkse overdekte tent ook kunnen zién wat er op het podium gebeurt. Voor de rest niets dan lof voor een puike organisatie. Bedankt, lieve mensen! En uiteraard zeer graag tot volgend jaar. Franky Bruneel terug naar de index van de concert- en festivalrecensies Naast de concert- en festivalverslagen op deze website is Back To The Roots sinds 1995 het meest complete en veelzijdige tijdschrift voor blues en verwante muziekstijlen. Vijf keer per jaar brengen we u nieuws, achtergrond, interviews, reportages, cd- en dvd-recensies, boeken, de meest complete blueskalender, enz... Nog geen abonnee? Klik hier voor meer info.
|
foto's: © Franky Bruneel
|