|
||
|
Duvel Blues bestaat sinds 2002. Ondanks de gezellige kleinschaligheid van het festival zijn hier in het verleden al behoorlijke blueskleppers gepasseerd: Rod Piazza & The Mighty Flyers, Charlie Musselwhite, Johnny Winter, Nick Moss & The Flip Tops, Walter 'Wolfman' Washington, Michael Burks en Kenny Neal herinneren we ons nog als ware het gisteren. Deze keer stond er op het programma geen act die in dié divisie speelt, maar op Duvel Blues doet een mens ook al eens een ontdekking en op zich is dat ook een gegronde reden om de terreinen van Jeugdhuis Kabel in Puurs-Sint-Amands een dag te bevolken. Die dag begon druilerig en grijs, maar tegen de tijd dat het festival zou beginnen, trokken de wolken open en beschenen die van hierboven ons met een hemelse spotlight... Stipt om 14.15 u. mocht de
regionale band Barrel Aged Moonshine
in de grote tent openen. Nog maar enkele
luttele weken geleden hadden we met hen
kennisgemaakt tijdens de battle van Blues
Zuidrand en ook nu weer charmeerde
gitarist Kris Van Bosstraeten ons met
lekker gitaarwerk à la T-Bone Walker.
Meermaals gedurende het optreden toonde
het publiek zijn appreciatie voor Kris
middels een eerlijk en welgemeend applaus.
Enfin, we vallen hier misschien ietwat met
de deur in huis, maar dit is wat ons aan
deze band het meeste opvalt. Voorts siert
het hen dat ze een niet zo alledaagse
bluesstijl beoefenen. Voor hun jazzgetinte
swing en ballroomblues in croonerstijl
hebben ze met de stem van Ben Pittoors en
de drie blazers naast Kris nog wel meer
troeven in de hand die van hen een meer
dan degelijke amateurband maken. Een mooi
momentje was toen 'Automatic' van Lester
Butler er bij het publiek in ging als
zoetekoek. Niemand ervoer dat als een
stijlbreuk met het repertoire waarmee de
band ons nu al drie kwartier vermaakte en
dat bewijst dat het publiek net zo
flexibel bleek als de band. Althans... nu
nog. Vervolgens stond in de
kleine tent de Nederlander Ralph de
Jongh geprogrammeerd. In 2008 heeft
hij hier solo opgetreden, nu met zijn
band. Nooit eerder zagen we de Jongh live
met zijn band en meteen was hier dé
ontdekking! Ralph smeet zich volledig
vanaf de eerste noot en na enkele stevige
blues- en countrynummers speelde hij – op
verzoek van de organisatoren – 'Wild
Horses' van de Stones. Je houdt het niet
voor mogelijk maar de Jongh stak zijn
versie proppensvol bluesgevoel en qua stem
liet hij ons horen hoe Mick Jagger zou
hebben geklonken indien hij ooit volwassen
was geworden. Ralph ontbond al zijn
duivels in enkele stevige bluesrocknummers
en zelfs die waren adembenemend goed. We
hebben het al vaak gezegd en geschreven
dat er veel meer dan twaalf bluesrockers
in een dozijn gaan, maar dit was andere
koek hoor. Ralph de Jongh is het
bindmiddel van de band, gitarist Tim
Birkenholz speelt virtuoos perfect
uitgebalanceerde solo's, bassist Nico
Heilijgers is de standvastigheid zelve en
drummer Arie Verhaar varieert op alle
potten en pannen uit zijn assortiment. We
kregen ook een zeer gevoelig nummer,
opgedragen aan Harry Muskee (Cuby) met wie
Ralph twee jaar toerde. "Ik heb ook
heel veel met Elmore James meegespeeld”,
zei hij. "Maar in dit geval was het
met zijn platen." Wat een geweldig
gevarieerde set was dit. Wat een
vakmanschap, wat een klasse, wat een
inlevingsvermogen! De band kreeg na afloop
heel terecht een staande ovatie. Whaw!
Kijk, we gaan er niet
omheen draaien. Het optreden van Ralph de
Jong heeft ons zodanig diep geraakt dat
het fout was om meteen de grote tent in te
stappen waar de Ierse Kaz Hawkins
reeds aan haar set was begonnen. Haar
muziek wam gewoon niet binnen en wij
hadden een reset nodig. Na een twintigtal
minuten backstage chillen waren we er wél
klaar voor. Kaz ziet er ietwat vervaarlijk
uit, maar ze is een zachtmoedig mens met
een groot hart voor de blues. Met de
Franse Cédric Le Goff op toetsen en
BluesBone Stef Paglia op gitaar had ook
zij in haar band enkele klasbakken. Ook
deze keer was de liefde het centrale thema
in de show van Hawkins die sinds ze in
2017 de European Blues Challenge won,
regelmatig haar opwachting maakt op onze
bluespodia.
Met het volgende paragraafje gaan we ons
misschien niet zo heel populair maken,
maar wij behoren nu eenmaal niet tot de
categorie verslaggevers die simpelweg
alles fantastisch vinden omdat ze zich ook
voor het volgende jaar van een gratis
backstagepasje willen verzekeren. Om 17.50
u. speelde singer-songwriter Nathan
Bell een eerste set in de kleine
tent. Over zijn muziek valt niets
negatiefs te zeggen en zijn inspirerende
teksten laten horen hoe de man door het
leven is getekend. Daarna kwam
singer-songwriter Elliot Murphy op
het hoofdpodium. Ook hij blaakte van
authenticiteit, anderhalf uur lang. Daarna
nog eens Nathan Bell in de kleine tent.
Hoe leuk Nathan en Elliot ook zijn, ze
hebben in de verste verten niets gemeen
met blues. Niets. Drie uur zonder blues op
een bluesfestival. Dat is verdomd lang. De
ontbluesing van sommige bluesfestivals is
een fenomeen waar we niet meteen een
antwoord op kunnen verzinnen, behalve
misschien dat het hier letterlijk de wet
van Murphy was. Het was leuk om te zien
dat Elliot een 200-tal dolenthousiaste
fans op de been had gebracht maar daar
bleef het bij. De rest van het publiek,
naar schatting drie vierde, genoot buiten
op het binnenplein van het zonnetje. Was
het publiek dan toch niet zo flexibel? Of
zou het misschien, heel misschien, kunnen
zijn dat bluesliefhebbers op een
bluesfestival bluesmuziek willen horen.
Wie zal het zeggen?
20.55 u. In de grote tent
traden Tom Rigney & Flambeau
uit San Francisco aan en op. Met hen
doorkruisten we stilistisch Louisiana en
dit nemen we de organisatoren wél in dank
af. Cajun en zydeco maken immers integraal
deel uit van de bluescultuur en dit
gegeven is bij de meeste festivals in de
vergeetput gesukkeld. Rigney bracht een
wervelende show met een magistrale versie
van JJ Cale's 'They Call Me The Breeze' en
een prachtige trage cajunuitvoering van
'House Of The Rising Sun'. Meermaals
verblufte de schitterende pianiste
Caroline Dahl, duidelijk een meerwaarde
voor deze band. Het repertoire was echter
nagenoeg gelijk aan de vorige twee keren
dat ze op Duvel Blues waren, de laatste
keer pas twee jaar geleden. Als suggestie
willen we meegeven dat nazaten van de
families Chenier, Delafose, Carrier,
Broussard en Dopsie nog steeds muzikaal
actief zijn en dat ontelbare fans van Le
Rue al dertig jaar wachten op de
wederopstanding van Pierre Le Rue, die
ooit de snaren van zijn fiddle verving
door ijzerdraad omdat dat meer vonken gaf.
We zijn trouwens nog altijd in contact met
Pierre, van wie iedereen denkt dat hij van
de aardkloot is verdwenen. In het
Nederlandse Raamsdonksveer hadden ze
destijds een zydecofestival, dus misschien
ook even te rade gaan bij onze
noorderburen...
De laatste act in de
kleine tent was de zangeres-pianiste Eden
Brent uit Greenville, Mississippi.
In nummer 125 van ons blad kon je nog een
interview met haar lezen. Wie aan de hand
daarvan zijn verwachtingen hoog had
gelegd, had geen enkele reden om zich
bekocht te voelen. Eden was in goede doen,
varieerde van boogie-woogie naar ingetogen
en ernstige bluesnummers met inbegrip van
alles daartussenin. Vooral haar linkerhand
is fabuleus! Wat een dragende en pompende
kracht gaat daarvan uit! Ook haar
stemgeluid was krachtig, bij momenten
misschien een tikkeltje té enthousiast.
Niettemin, Eden liet haar publiek uit haar
hand eten en meermaals gaf dat publiek
applausgewijs blijk van appreciatie, zeker
wanneer Eden een welgemeende ode aan Katie
Webster bracht.
23.30 u. was het, toen SaRon
Crenshaw uit New Jersey begon aan de
set die Duvel Blues 2024 afsloot. De
sympathieke zanger-gitarist kon hier in
Europa de laatste jaren flink wat
naamsbekendheid verwerven dankzij Blind B.
& The Visionairs, de band rond de
Nederlandse bassist Bart Kamp. De Europese
carrière van SaRon startte dus in
Nederland. Ooit hebben we bij een
concertverslag geschreven dat toen SaRon
begon te spelen, er zich meteen een geur
van bitterballen verspreidde (dat krijg je
wanneer honderden Nederlandse monden
openvallen van verbazing). Dat mopje
kunnen we niet meer recycleren maar feit
is dat SaRon hier op Duvel Blues al het
volk dat zich nog buiten bevond naar
binnen zoog. Als een magneet. Hij is een
intrigerend mannetje met priemende
pretoogjes en een gedreven gitaarsound.
Zijn blues is een mix van alle invloeden
die hij als een spons heeft opgezogen: de
Kings van de blues, Buddy, Otis, noem maar
op. Crenshaw toonde zich hier als een
volleerde entertainer die het allemaal ter
plaatse lijkt te verzinnen, een eersteklas
publieksmenner en een doortastend
bluesman. Geen wonder dat de overgrote
meerderheid van het publiek ter plaatse
bleef tot de allerlaatste druppel blues
eruit was grewrongen. Aan het einde van
dit verslagje hebben we nog één strafpunt
over en dat schuiven we door naar de
geluidsmensen in de grote tent. Daar was
de klank heel schel en steriel. Decibels
namen de plaats van warme nuance in en
vaak zat de balans totaal fout. Bij het
optreden van SaRon Crenshaw zijn we er ons
zelfs mee gaan bemoeien omdat
Hammondspeler Edwin Risbourg gewoon niet
te horen was. Gelukkig gaven ze daar
gevolg aan, net voordat Edwin een
indrukwekkende solo poneerde. De mix van
een band bepaal je nu eenmaal niet op
basis van de flikkerende lichtjes op de
mengtafel. Daarvoor heb je – normaal
gezien – oren aan je kop.
Duvel Blues 2024 zal misschien niet de
geschiedenisboeken in gaan als de meest
memorabele editie qua programmering, maar
de sfeer zat goed, de organisatie was
zoals vanouds perfect – dankjewel voor
onze parelende Duvel in een authentiek
glas – en met Ralph de Jongh als absoluut
hoogtepunt hebben we onze ontdekking van
het jaar gekregen. Uiteraard stippen we
Duvel 2025 met plezier aan in onze agenda.
Franky Bruneel terug naar de index van de concert- en festivalrecensies Naast de concert- en festivalverslagen op deze website is Back To The Roots sinds 1995 het meest complete en veelzijdige tijdschrift voor blues en verwante muziekstijlen. Vijf keer per jaar brengen we u nieuws, achtergrond, interviews, reportages, cd- en dvd-recensies, boeken, de meest complete blueskalender, enz... Nog geen abonnee? Klik hier voor meer info.
|
foto's: © Franky Bruneel
|