Sugar Ray Norcia & The Bluetones feat. Rusty Zinn
Banana Peel, Ruiselede - 28 april 2025

In de blues zijn er een pak mensen die op een harmonica spelen, maar dat maakt hen nog geen harmonicaspeler. En er zijn er minstens net zo veel die zingen, maar daarom zijn ze nog geen zanger. Als er dan op zo'n blauwe maandag op drie en een halve steenworpen van onze achtertuin iemand neerstrijkt, die bij de beste harmonicaspelers ter wereld wordt gerekend en bovendien in de eredivisie van de blues zingt, de 70-jarige Sugar Ray Norcia uit Rhode Island in casu, dan hebben wij geen enkele reden om afwezig te zijn. En zeker al niet wanneer de bezetting ook de fantastische gitarist Rusty Zinn herbergt. De plaats van het feestje – hoe kan het ook anders – de Banana Peel in Ruiselede.

Voor de volledigheid vermelden we ook bassist Michael Mudcat Ward en drummer Neil Gouvin die al sinds mensenheugenis deel uitmaken van Sugar Ray's Bluetones. In het verleden speelde Charly Baty (Little Charlie) gitaar bij deze band en na diens dood deed Monster Mike Welch een tijdje mee. Een dikke twee jaar geleden sloot Rusty Zinn zich bij het gezelschap aan. Toetsenman Anthony Geraci is er niet meer bij. Die heeft het te druk met zijn solocarrière...

De band zet in met een snelle Texaans aanvoelende shuffle. Onmiddellijk valt op hoe Rusty Zinn – initieel grootgebracht met Westkustvlees en swingbluesmelk na een jarenlange residentie in reggaeland – zich zo flexibel en moeiteloos als maar kan aanpast aan deze stijl. Hij is een klasbak, verdorie! Sugar Ray blaast loepzuiver gewoon door zijn zangmicrofoon en dat klinkt zalig. Deze bedenking hadden we ons misschien beter niet gemaakt. Ontwaart hij in het publiek toch wel iemand met een oude bootleg-lp op JSP Records waarop hij Walter Hortons 'I Need My Baby' speelt zeker? Prompt zet hij dat nummer in en hij speelt door zo'n fietslampmicro. Het volume overstemt de rest en de distorsie fnuikt enigszins de sound. Het vakmanschap van alle bandleden haalt echter het onderste uit de kan en dat wordt zeer zeker duidelijk in het trage jazzy 'I'm Gonna Steal Your Baby' dat Rusty meesterlijk ombuigt naar blues. Het publiek is volledig mee. De immer geconcentreerde drummer Neil Gouvin valt op vanwege zeer interessante tussentijden en een beklijvende backbeat in een swampbluesnummer dat zo uit het Excello-tijdperk lijkt geplukt. Daarna komt 'I'm Having A Ball', maar dat geldt niet voor Rusty. Hij wisselt van gitaar maar zijn draadloos systeem krijgt die niet aan de praat. Kijk, wij herinneren ons nog levendig die keer dat we naar de Media Markt trokken om een nieuwe Apple-muis te kopen. Ze hadden er geen meer met een USB-kabeltje en de verkoper zei ons dat Apple enkel nog Bluetooth-muizen had. "Die wil ik niet", zeiden we. "Een muis zonder staart is geen muis!" Toch waren we vanaf dan tot de draadloze muis veroordeeld en heel af en toe verliest die ook de connectie met de computer. Alle gitaristen die niet als een dolbezetene heen en weer over het podium rennen – en Rusty is zo'n kalme jongen – willen we volgende raad geven: zolang er gitaarkabels bestaan die je kunt inpluggen... gebruik die! De band speelt drie vierde van T-Bone Walkers 'Mean Old World' zonder de getormenteerde Rusty en wanneer hij eindelijk klank uit zijn tweede gitaar krijgt, klinkt die verschrikkelijk ontstemd, als van plastiek gemaakt, met snaren van goedkope dunne visdraad. Dit nummer vraagt eigenlijk om een oude vette hollow-body en gaat genadeloos de mist in. Snel weer wisselen naar die goeie Fender Stratocaster dan maar... euh... wat krijgen we nu? Sputtert nu ook de basversterker tegen? Murphy lijkt alomtegenwoordig. Alles komt goed in de shuffle 'It Ain't Funny' – dat was het inderdaad niet – en vooral in Little Walters 'Mean Old World' waarin Sugar Ray wel heel erg dicht in de buurt van Walter komt. Speelplezier alom bij de band en de Duitse tourmanager moet zelfs heel discreet komen melden dat het tijd wordt om een pauze te nemen...

Gelukkig verloopt de tweede set zonder problemen. De technische euvels zijn van de baan, de klankbalans is bijgesteld en deze set groeit waarlijk uit tot iets magistraals! Het uptempo 'Say You Love Me' doet aan de Fabulous Thunderbirds denken en dat geldt niet in het minst voor Ray's stem. In een Otis Rush-song komt Rusty angstwekkend dicht in de buurt van Rush, ook al heeft hij eerder op de avond al gedeclameerd dat hij enkel kan klinken als zichzelf. Tja, als je Otis Rush speelt en je weet dat Marc Thijs in het publiek zit, dan kun je maar beter je stinkende best doen. En dat doet Rusty dus. In dat publiek zitten trouwens vooraanstaande Belgische muzikanten. Vooraanstaande mensen die neer zitten, je houdt het niet voor mogelijk. Maar we zien hier ook Big Dave, Shakedown Tim, Bart Jult, Willy De Vleeschouwer, Marino Noppe, Marc Gijbels, King Norre en dat zijn ze wellicht nog niet allemaal. Eigenlijk wil dit best wel wat zeggen. Zowel over de Banana Peel als over de betekenis van Sugar Ray & The Bluetones in bluesland. Ze zijn van alle markten en stijlen thuis. Hun versie van Lazy Lesters 'Blues Stop Knocking' is fantastisch. Alweer lijkt een nummer in een totaal andere stijl Rusty te passen als een maatpak. De timing van drummer Neil Gouvin is onwaarschijnlijk klokvast, Mudcat Ward plukt als een bezetene aan zijn bassnaren maar elke noot is er boenk op. En Sugar Ray laat op harmonica verbluffend tongue blocking-spel horen, rechtstreeks in de zangmicro, dus zonder zijn bullet. Het hoogtepunt van de avond krijgen we wanneer Sugar Ray in 'Bluebird' het podium af stapt en onversterkt zingt en harmonica speelt. Dat is ronduit betoverend. We zouden bijna schrijven dat je een speld kunt horen vallen, maar dat klopt voor geen meter. Een speld die bezig is met vallen, kun je niet horen. Ze maken de mensen tegenwoordig van alles wijs. Sugar Ray vertelt nog iets over een optreden in State Penitentiary waar een cipier hem zei: "Ofwel zullen ze van je houden, ofwel zullen ze je haten. Een tussenweg is er niet." Hij begon toen dat optreden met het liedje 'My home Is A Prison'. Onze glimlach is nog niet verstorven of hij speelt dit nummer ook voor ons. Even later katapulteert de Bluestone-teletijdsmachine ons naar 1956 in Smiley Lewis' 'Mama Don't Like'. Het is allemaal bevangend feestelijk en voor we er erg in hebben, is het elf uur en is het optreden onherroepelijk voorbij.

Een compleet door de muziek bedwelmde Bart Jult passeert ons in het naar buiten gaan en stamelt: "Die tweede set jong! Amai! Dat was niet normaal. Die tweede set jong! Wat was dat zeg? Amai, die tweede set jong!" Eens buiten botsen we nog op Marc Thijs en we zeggen hem hoe Ray's stem ons meermaals aan Kim Wilson deed denken. "Awel", zegt Marc, "Ik heb precies hetzelfde zitten denken. Echt waar. De vraag is alleen... wie heeft het van wie hé?" Met deze onbeantwoorde maar zeer interessante vraag duiken we de nacht in. Op 12 mei komen we terug voor Harrell Davenport. Zeker weten!

Franky Bruneel



reageer op dit artikel

terug naar de index van de concert- en festivalrecensies

Naast de concert- en festivalverslagen op deze website is Back To The Roots sinds 1995 het meest complete en veelzijdige tijdschrift voor blues en verwante muziekstijlen. Vijf keer per jaar brengen we u nieuws, achtergrond, interviews, reportages, cd- en dvd-recensies, boeken, de meest complete blueskalender, enz... Nog geen abonnee? Klik hier voor meer info.

    
  
     
foto's:
      © Franky Bruneel