Belgian Rootsnight
De Warande, Turnhout - 19 december 2009
Drums,
staande bas, een akoestische en een elektrische gitaar met de juiste 'twang'
en drie wat nasale stemmen, meer heb je niet nodig om een rootsnight te
kickstarten, dachten we. De vier heren van The Buckshots uit het
nabije Gierle leken zich goed te kwijten van hun taak. Na enkele nummers
dook er bovendien een zangeres op, en wat later een heuse
pedalsteelgitarist. Die konden echter niet verhinderen dat na verloop
van tijd een zekere vorm van eentonigheid de set kwam binnensluipen. De
jongens deden hun best, en het klonk allemaal ook wel goed qua spel en
authenticiteit, maar het geheel bleef wat onderkoeld en de ritmes gingen
uiteindelijk allemaal wat op elkaar gelijken. Eén keer gestart bleef het
optreden dus jammer genoeg zo goed als stationair doordraaien en toen
aan het eind het tempo nog wat meer naar beneden ging en het allemaal
ook nog wat meer 'country' klonk, zakte het hele geval jammerlijk door
het ijs. Op de lijst van goede voornemens voor volgend jaar dus: meer
afwisseling in de ritmes en meer 'balls'.
Gelukkig wisten Rusty
Roots uit Limburg het vuur weer aan de lont te krijgen, zelfs
ondanks het feit dat ze hun Hammondorgel niet bijhadden. De eventuele
gaten werden echter verdienstelijk opgevuld door The Reverend Hot Rod op
móndorgel. Dankzij de spontaan klinkende samenwerking tussen de Reverend
en de rest van de band, de soepele stem van zanger Jan Bas en de
gevarieerde ritmes, liep de zaal dan ook dubbel zo vol als voorheen.
East Coast-, Chicago-, Memphis-blues en soulinvloeden wisselden elkaar
af in een spontaan en aangenaam klinkend amalgaam. Alleen eindigen met
een traag B.B. Kingnummer was een vreemde keuze. Schuld van de extreem
korte set, iets van een kleine drie kwartier, die ze maar mochten spelen
van de organisatie? Slechte punten ook voor de
belichtingverantwoordelijke. Doordat slechts een paar schaarse spots
achter de muzikanten werden gebruikt en de rookmachine blijkbaar
constant op 10 stond, was de helft van de tijd het hoofd van vooral de
drummer gehuld in mist en duisternis. Nostalgie naar de tijd dat er
tijdens optredens nog mocht gerookt worden?
The
'Legendary' Soul Stirrers, zoals ze zichzelf noemen, waren in
1988 de eerste gospelband die in de Rock-'n-Roll Hall Of Fame werd
opgenomen (en in 2000 in de Vocal Group Hall Of Fame). Hoewel ze al
bestaan van 1926 (eerste opnames uit 1936), blijven ze natuurlijk het
bekendst doordat Sam Cooke van '51 tot '56 hun leadzanger was. Die werd
trouwens opgevolgd door Johnnie Taylor, die echter ook al snel eieren
voor zijn geld koos en overstapte naar de seculiere blues en soul. We
hadden redelijk wat verwachtingen dus, en het moet gezegd: puur vocaal
gezien was een groot gedeelte van het optreden een streling voor het
oor. De close harmonies van de zangers klonken honingzacht en puntgaaf,
en de zuivere, lichte en zeer flexibele stem van leadzanger Eugene
Stewart was een genot om naar te luisteren. Zoals gewoonlijk is er ook
een 'maar'. "We houden niet van een 'conservatief' publiek", vertelde
de bassist na enkele nummers, als aansporing tot wat meer beweging. Maar
ten eerste leenden de te vaak te trage tempo's zich daar niet toe, en
ten tweede waren ze in hun songkeuze zelf zo conservatief als maar kan
zijn: 'Down By The Riverside', 'Blowin' In The Wind', 'Go Tell It On The
Mountain', 'Glory Glory Hallelujah', 'If I Had a Hammer', 'Silent Night',
'When The Saints Go Marching In', 'Oh Happy Day', enz., enzzz, zzzzzzz…
Een publiekswandeling met een poging tot groepsdans en wat later nog
eentje met poging tot beurtzang konden niet verhinderen dat driekwart
van het publiek tegen het eind van het optreden de zaal weer verlaten
had. 'White Christmas' deed tenslotte ook het licht uit.
Gelukkig brak bij wijze van contrast na twaalven nog een prettig
gestoord feestje los van de Noord-Limburgse ska-band Dr. Blue Beat.
Heerlijk losgeslagen versies van al dan niet bekende nummers (zoals 'Summertime')
zorgden aanvankelijk voor aangenaam vrijblijvend amusement, maar nadien
dook ook hier het spook van de herhaling op. Dat, plus de niet meteen
van internationaal niveau zijnde zang, zorgden ervoor dat het verhoopte
knaleffect uitbleef. Wél werd er eindelijk spontaan gedanst in het
publiek, en daar diende deze muziek uiteindelijk voor, dus eind goed, al
goed.