Mike Zito feat. Chris Alexander & Rob Lee
Handelsbeurs, Gent - 10 maart 2011
Mike
Zito... Verleden jaar raakten we niet uitgepraat over de kwaliteiten van
de blueszanger-gitarist geboren in Saint Louis, Missouri, maar
woonachtig in het grensgebied tussen Texas en Louisiana, in een plaatsje
met de profetische naam Nederland. De man dwong ons meer dan één blik
superlatieven boven te halen voor zijn zang en gitaarspel, zijn songs en
positieve attitude. We zagen enkel het concert in De Blauwe Wolk, maar
ook van de andere optredens, o.a. in de Antwerpse Crossroads en op
Moulin Blues, vingen we echo's op die in de lijn lagen van wat hij in
Zottegem presteerde, toen met bassist Lonnie 'Popcorn' Trevino en
drummer Rob Lee. Toen al werd een nieuwe toer aangekondigd, met helaas
slechts drie data in ons land.
Het concert
in de Handelsbeurs wees erop dat 's mans kwaliteiten nog niet in de
breedte zijn doorgedrongen, maar het publiek bestond voor een groot stuk
uit de door de wol geverfde liefhebbers van de blues, die je telkens
ziet opduiken als er iets speciaals wordt geserveerd. De reacties die we
na het optreden verzamelden, spreken boekdelen: Mike Zito maakte eens te
meer indruk. Dat was vice versa trouwens ook zo. Mike was zeer te
spreken over het uitzicht en de akoestische kwaliteiten van de
Handelsbeurs en in het algemeen loofde het trio het aandachtig
luisterende publiek. We vermoeden, nee, we weten zeker dat het er in
Texas soms gans anders aan toe gaat.
Bij
zijn vorige passage was het nog slechts een nominatie, maar intussen
kreeg de titelsong van zijn laatste cd 'Pearl River', compositie op
tekst van Cyril Neville, de 'Song Of The Year' award in de prestigieuze
Blues Music Awards. Da's iets waar Mike apetrots op is: hij liet niet na
de award te vermelden vooraleer hij de song bracht. Officieel had hij
twee cd's: 'Today' (2008) en 'Pearl River' (2009) Daar kwam in de loop
van 2010 ook een live plaat bij, en da's geen overbodige oefening, want
Zito komt nu eenmaal best tot zijn recht op een podium. De dertien songs
van 'Live From The Top' blijken representatief voor het repertoire van
de huidige tournee, het ideale souvenir dus voor wie zich het concert
voor de geest wil halen (al geeft op de cd ook saxofonist Jimmy
Carpenter present, samen met een handvol gasten): slechts een drietal
songs van de cd kwamen niet aan bod. In plaats van John Morris, de
bassist van 'Live From The Top', had Mike Chris Alexander mee, die zich
ostentatief verwonderde over en verheugde in zijn allereerste Europese
trip.
Het
voorprogramma riep controverse op, maar sinds De Brassers in 1980 zijn
we dat gewoon. Het Gentse Falling Man brengt donkere, dreigende en
lichtjes waanzinnige ('surrealistische'?), psychedelische rock met een
hypnotische zanger, ontstaan uit het brein van Dr. Frankenstein. Het is
niet nieuw ('experimenteel' is misschien toch te veel eer), was
ongetwijfeld best te genieten door het 'juiste' publiek (en door deze
rocker hier!), maar paste in de context als een tang op een varken.
Welke dan ook, Falling Man liet indruk na. Mike Zito zette snel orde op
zaken. Het pleit voor hem dat hij zijn songs hun werk laat doen en niet
op effecten jaagt om te overtuigen. Dat doet zijn vakkennis wel. Zijn
knappe uiterlijk - blanke tegenhanger van een Kenny Neal - maken hem tot
een ladies' man, zoals na het concert aan de cd stand nog eens bleek.
Maar ook daar slaat de man met een dochter van zestien geen munt uit.
'Shoes
Blues' is lekker zorgeloze R&B, 'Judgment Day' (met de prachtige
zinsnede 'Judgment Day... I hope I can forgive myself') is een grootse
ballad die neigt naar de enige richting waarin we hem niet graag zouden
zien evolueren, stadionrock. Hij zou dat zeker aankunnen, Joe Bonamassa
achterna, maar als fijnbesnaard gitarist lijkt hij meer in de wieg
gelegd om de klassieke blues te blijven dienen. Met 'Sugar Sweet' (van
Zito's rolmodel Muddy Waters), het gelauwerde 'Pearl River' ('If you
could talk what would you say? Would you tell how many strange fruit
your dark waters washed away?') en 'Eyesight To The Blind' (Sonny Boy
Williamson) liet hij weer andere uithoeken van zijn werk horen. Het
drumwerk van Rob Lee op dat laatste nummer verraadt zijn afkomst: de man
speelt lekkere New Orleans second line en verzilvert dat in een gouden,
voor één keer niet overbodige solo.
Het eigen
'The Dead Of Night', verwijzend naar een ervaring die Mike had op het
strand bij zijn huis, bewijst nog eens op dat hij songs kan pennen die
meer dan een vehikel zijn voor gitaarsolo's, meer dan een excuus voor
een potje emmeren en melken. In dit nummer speelde hij overigens een
typische verstilde solo die goed laat horen welke mooie sound zijn
gitaar produceert, welke technische beheersing de man heeft, hoe zuiver
hij de snaren aanslaat. Brugse kant. Maar ook als het zeer snel gaat,
verliest hij die zuiverheid en beheersing niet. Misschien nog
belangrijker is dat zijn solo's er toe doen: ze hebben een begin, een
middenstuk, een einde, spreken in zinnen en doen dat beleefd. We zijn er
zeker van dat ze in grote mate geïmproviseerd zijn, uiteraard volgens de
eisen en krachtlijnen van de song. Het is dit kenmerk die de BB Kings en
Duke Robillards van deze planeet onderscheidt van de kloefkappers (wier
namen we hier even, welopgevoed als we zijn, voor onszelf houden – lijst
verkrijgbaar op verzoek)
Met
'C'mon Baby', swingende torch song (ja, het gaat soms samen), het
denkelijk nieuwe, knap opgebouwde 'Danceable Lover' (met een flard 'I
just Wanna Make Love To You' in verwerkt) en het up tempo 'Dirty Blonde'
heeft de Texaan duidelijk gewonnen spel. Een geweldige uitvoering van
'All Last Night' van George 'Harmonica' Smith neemt wellicht de laatste
twijfels weg: deze man overleeft de talloze Texaanse guitar slingers die
na T-Bone Walker en SRV kwamen en ook even snel weer gingen. Nog twee
nummers uit 'Today', het zowaar poppy 'Superman' en een bijzonder funky,
aanstekelijke uitvoering van 'No Big City', zitten we aan een ons niet
bekende, maar wijdse slotballade (op de plek waar we 'Time To Go Home'
verwachtten) Ondanks een zekere gepaste grandeur, eens te meer geen
histrionics, geen theater, geen overdrijvingen, maar pieken en dalen
op de juiste plek.
Geen 'Hey
Joe' in de encores. Mike heeft daar zo zijn eigen interpretatie van (die
vind je op 'Live From The Top') De bissen haalt hij uit zijn oudere
werk. Dat is niet te koop maar voor verslaggevers had Mike verleden jaar
een cd mee met een vrij straffe selectie (heel soms is het toch plezant
verslaggever te zijn!) Daarop 'Motel Blues' dat hij hier solo brengt:
het is de typische oprisping van lieden die om den brode de helft van
hun leven in hotels en motels doorbrengen. Zito's naakte versie grijpt
aan: ook tot een brok 'goose bumps' en ontroering is hij in staat. Samen
met zijn puike ritmesectie rondt hij af met 'Ice Cream Man', één van de
twee songs waarop hij slide zijn gangen gaat. Ook dat heeft duidelijk
geen geheimen voor deze eerlijke en bekwame muzikant.