Kitty, Daisy & Lewis
Handelsbeurs (Democrazy), Gent - 12 februari 2012
De familie Durham heeft muziek in de genen zitten. Dochters Kitty en
Daisy vormen samen met zoon Lewis de kern van deze familieband. Papa en
mama verzorgen de begeleiding, respectievelijk op de slaggitaar en bas.
In 2008 lieten ze al weinigen onberoerd met hun debuutplaat gevuld met
covers van nummers uit de jaren '50 en '60. Hun laatste plaat 'Smoking
in Heaven' is nog maar even uit en hiermee levert de band eigen songs
af. Voor liefhebbers van rockabilly, country, R&B en blues, mogen beide
albums niet ontbreken in de muziekcollectie. Zet ze maar ergens bij C.W.
Stoneking in die platenkast van je.
Opener
van de avond was Gemma Ray. De jongedame, die al drie albums op haar
naam heeft staan bij Bronzerat Records, leverde een degelijk
voorprogramma af. Doorheen tien nummers kreeg ze ruim de mogelijkheid
zichzelf te bewijzen. Begeleid door een elektrisch orgel en een drummer,
hield ze de zaal warm tot de Durhams het podium betraden. Haar hoge stem
en poppy nummers zorgden voor een leuk sfeertje. Het softe imago werd
meteen verbrijzeld toen ze bij het tweede nummer een gigantisch
keukenmes bovenhaalde en de snaren van haar gitaar bewerkte. Wat een
manier om de aandacht van het publiek te trekken. Dergelijke
inventiviteit kan enkel aangemoedigd worden. Hetzelfde kan echter niet
gezegd worden over de opbouw van haar nummers. Al te vaak begon de
zangeres rustig om dan het tempo op te drijven en eindeloos het refrein
te beginnen herhalen. Om hiermee weg te raken, is contact met het
publiek geen overbodige luxe. Hier was jammer genoeg weinig sprake van.
Hoewel de nummers barstten van de emotie, was de jongedame te bedeesd.
Goede gitaarriffs in vele van haar songs maakten veel goed. Hoewel het
lef van de jongedame doorheen het optreden steeds toenam, had ze met nog
wat meer durf de zaal helemaal kunnen inpakken. Dat Gemma Ray degelijke
nummers aflevert, kan niemand echter ontkennen.
Gigantisch
applaus wanneer de familieband plaatsneemt op het podium om het concert
aan te vangen. Mama Durham neemt op blote voeten plaats achter de
contrabas, Daisy plaatst zich achter de drums, Kitty oliet de stem,
grijpt haar harmonica beet en de twee heren des huizes nemen hun gitaren
ter hand. 'Smoking in heaven', het titelnummer van hun meest recente
plaat, blijkt een goede opener. De combinatie van het chromatische
harmonicaspel van Kitty en het gitaarwerk van Lewis dragen dit nummer en
laten het publiek rustig enkele decennia terugkeren in de tijd.
De zaal
snakt naar meer en wordt op zijn wenken bediend met 'I'm going back'.
Dit stevig uptempo nummer doet het hele publiek meeveren met de muziek
al kan niemand tippen aan Daisy. Zij geeft het hele optreden met hevige
bewegingen het beste van zichzelf. De oudste telg van het trio slaagt er
niet in Lewis en Kitty met zich mee te krijgen en al te vaak ervaart de
toeschouwer een muur die de artiesten scheidt van het publiek. Dat
hierdoor de sfeer nooit echt losbarst is jammer. Een goed getimede
schreeuw in de microfoon had heel de Handelbeurs nochtans op stelten
kunnen zetten.
Dat
het gebrek aan enthousiasme op het podium een trieste zaak is, spreekt
voor zich. Dat dit geenszins de muzikale kwaliteiten van de band
aantastte, staat net zo goed vast. Met 'Don't make a fool out of me'
bewijst Lewis dit met een gitaarsolo waar in de jaren '50 vele heren hun
bolhoed voor zouden afgenomen hebben. Als eerste
cover brengt de band 'Polly put the kettle on'. Een nummer dat
eind jaren '40 het levenslicht zag en tot op de dag van vandaag als één
van Sonny Boy Williamsons belangrijkste creaties wordt beschouwd. Met
beresterke nummers als deze pakken ze de zaal zonder problemen in. Het
gebrek aan podiumattitude deed echter veel muzikaal goeds teniet. Op
basis hiervan wil echter niemand de jonge band veroordelen. Hoe kan het
ook anders wanneer je constant om de oren wordt geslaan met de prachtige
stem van Kitty, het allround muzikale talent van Lewis en de inzet van
Daisy die vaak met energieke drums de nummers draagt?
Met veel
trots werd dan Eddie 'Tan Tan' Thornton het podium opgeroepen. Deze
Jamaicaanse trompettist weet reggae en ska toe te voegen aan de reeks
labels die deze band op zich gekleefd krijgt. Zijn prachtige begeleiding
bij het nummer 'Tomorrow' tilt de hele band naar eenzame hoogtes. Dat de
trompettist nu vaak de aandacht naar zich toetrekt, lijkt niemand op het
podium erg te vinden. Dit toont misschien nogmaals aan hoezeer Kitty,
Daisy en Lewis nog moeten groeien en de durf moeten kweken om het
publiek mee te nemen op een reis doorheen hun fantastische muziek.
Wanneer
Lewis plaatsneemt achter de piano en 'Going up the country' inzet wordt
de zaal wild. Ze doen het origineel van Canned Heat meer dan eer aan,
dit nummer is een fantastische cover. Zo'n bekende track weten te
kleuren met een eigen toets is het bewijs van aanzienlijk talent. Jammer
genoeg werd het volume tijdens veel nummers te hoog opgedreven. Wanneer
de harmonica boven de rest wou uitraken, resulteerde dit enkel in een
pijnlijk schel geluid. Dergelijke technische zwakheden zijn erg jammer.
In enkele
volgende nummers verzorgt Lewis de zangpartij met zijn hoogst
uitzonderlijk stemgeluid. Een nasale stem die erg weet te raken en in de
jaren '20 niet had misstaan in Atlanta, de broedplaats van de country. 'I'm
coming home' is een prachtnummer dat zich alweer weet te onderscheiden
van de rest van het repertoire van de band. De uniciteit die elk van hun
nummers kenmerkt, maakt zelfs dat een gebrek aan enthousiasme van de
artiesten hun optreden niet kan verpesten. Het publiek bleef dan ook
smeken om meer en kreeg met 'Mean son of a gun' een mooie afsluiter
voorgeschoteld.
Jago Kosolosky
reageer op dit artikel
terug naar de index van de concert-
en festivalrecensies
|