Voor de 25ste
editie van het enige (old school) soulfestival in Europa, had organisator
Graziano Uliani wat meer moeite gedaan dan gewoonlijk om een bijzondere cast
samen te stellen, en deze jubileumviering is dan ook een bijwijlen ontroerend,
en in ieder geval meeslepend feestje geworden. Enkele vaste waarden van het
festival, een paar publiekslievelingen, een paar nieuwe oude namen en een
fantastische nieuwe backingband, The Bo-Keys, én niet te vergeten het attente
publiek, maakten er een onvergetelijk weekend van, ook voor de aanwezige
artiesten zelf. We hebben meer dan een artiest vochtige ogen zien krijgen, en
héél erg gemeend 'Tot weerziens' horen zeggen. Dat belooft voor de toekomst…
Zoals
gewoonlijk speelden er op de eerste twee dagen ook een aantal Italiaanse
bands, en zoals gewoonlijk kunnen we daar vrij kort over zijn. Silvia
Zambrono's Me & Mrs. Winehouse, een Amy Winehouse-tributeproject
uit Turijn, maakte pijnlijk duidelijk dat er maar één talent zoals Amy
was. Soul Stirring Sound, winnaars van het muziekconcours Libera
La Musica, was meer rock dan soul, en de zangeres moet dringend worden
vervangen door een echt exemplaar. Zelfs het normaal gezien enthousiaste
publiek gaf slechts een mager beleefdheidsapplausje. The Real Mother
Funkers uit Pistoia bestond uit vier vapeurs veroorzakende jonge
vrouwen en een gitarist. Ze brachten afwisselend eigen nummers in het
Italiaans en gedurfde funkcovers (Curtis Mayfield, Sly & The Family
Stone, Stevie Wonder). Een solide ritmesectie, subtiel gitaarspel,
atmosferische toetsen en ditmaal een échte zangeres maakten het geheel
niet alleen visueel maar ook muzikaal bloedgeil.
De publiekslievelingen van het weekend waren de 34
(!) jonge meiden van The Sweethearts uit Melbourne, Australië.
Waar ze bij de vorige doortocht (in 2007) nog wat verlegen overkwamen,
bleken ze nu een goed geoliede machine met meer swing, meer soul, meer
vuur. Ze wisselden elkaar voortdurend af op verschillende instrumenten
en zang, en alles klonk even overtuigend. Een ten opzichte van 2007 veel
gerichter repertoire en een grotere eenvormigheid van stijl en sound (Temptations-achtig),
samen met enkele gedurfde arrangementen (o.a. een compleet omgewerkte
versie van 'Heard It Through The Grapevine'), en zelfs een paar
originals, deden het publiek opveren bij het laatste nummer en de
terechte bis. Bij hun tweede set op zondagavond kwam zelfs het
backingkoortje van The Bo-Keys enthousiast meedoen.
De
vreemde eenden waren deze keer Robin McKelle & The Flytones, een
stevige roodharige met een krachtige volle stem en haar band uit New
York (zie BTTR 79). Ze brachten een soort jazzsoul of souljazz, maar
niet van het lounge-type, eerder verwant met de jazzrock uit de
seventies. Bij momenten stevige funk met een prominente rol voor de
Fender Rhodes en de vocale krachttoeren van Robin, hoewel ze in de
ballads bewees ook een mooi stukje te kunnen croonen. Ook zij wist(en)
het publiek recht te krijgen en een bis af te dwingen.
Bij elke festivaleditie is er een 'houseband' om
meestal een heel assortiment zangers en zangeressen te begeleiden, en
dit jaar was dat The Bo-Keys, een mix van jonge maar
professionele Memphis-soul-sound-enthousiastelingen en doorgewinterde
veteranen uit de Stax- en Hi-stallen. Ze traden aan in een wat andere
bezetting dan op hun vorig jaar verschenen cd 'Got To Get Back' (De
Absolute Aanrader in BTTR 80, oktober 2011). Drummer Willie Hall heeft
zijn zitje doorgegeven aan absoluut monument Howard Grimes (speelt drums
op zowat alle Hi-hits van Al Green, Ann Peebles, Syl Johnson, e.a.), en
gitarist Charles 'Skipp' Pitts liet zijn plekje aan Joe Restivo. Maar
bassist en bandleider Scott Bomar, toetsenbeest Archie 'Hubby' Turner
(ook van de oorspronkelijke Hi-houseband) en trompettist Ben Cauley (lid
van The Bar-
Kays,
ooit nog begeleidingsgroep van Otis Redding en wat later van Isaac Hayes)
doen nog allemaal mee, samen met drie jongere blazers en twee
backingzangeressen, The Norman Sisters. Samen produceren zij old school
Memphis Soul zoals hij moét klinken, en begeleidden zij gedurende drie
dagen een reeks geweldige zangers, de ene al een grotere verrassing dan
de andere.
Zo kwam John Gary Williams (lid van The Mad
Lads, de eerste vocal group op het Stax-label) met een katachtige versie
van 'Fever', een reeks Mad Lads-songs en het nog altijd brandend actuele
'(I Believe) The Whole Damn World Is Going Crazy' uit '73. (Een citaat
uit zijn bindtekst: 'Save humanity!', d.w.z. 'Red de mensheid', maar ook
en vooral 'Red de menselijkheid'). Het meest verrassende waren zijn nog
perfecte techniek en zoetgevooisde stem, die een glimlach op de
gezichten toverden.
David Hudson zou je kunnen omschrijven als
'the next best thing to Al Green'. Als John Gary Williams al goed klonk,
dan klonk Hudson zo mogelijk nog beter. Met een perfect stemgeluid,
sublieme techniek en een ontspannen en toch dynamische podiumpresence,
verblijdde hij ons met o.a. een fantastisch vloeiende versie van 'Let's
Stay Together', een geheel eigen bewerking van 'Rainy Night In Georgia'
en een fabelachtige remake van Otis Reddings 'Try A Little Tenderness',
waarvoor hij terecht een langgerekte staande ovatie kreeg (iedereen was
trouwens allang aan het meedansen).
Otis Clay (°1942) ging er, ondanks een meer
dan 50-jarige carrière, meteen tegenaan met een paar van zijn oude hits
(o.a. 'Trying To Live My Life Without You'), om dan met een gloednieuw
nummer te bewijzen dat wat hij tegenwoordig doet nog even goed is als
ooit ('Got To Get Back', het titelnummer van het laatste Bo-Keysalbum).
Lichtjes gospel-beïnvloede nummers met veel dynamiek, melodieuze en
gevoelige (sax)solo's en engelachtige backingvocals, afgewisseld met
krachtige, uptempo soulstompers waren altijd al zijn handelsmerk. Alleen
jammer dat hij bij zijn eerste set, op zaterdag, de spanningsboog van
zijn optreden telkens opnieuw liet verslappen door te lange bindteksten.
Gelukkig zette hij dat euvel op zondagavond helemaal recht, en was hij
bovendien beter bij stem, waardoor het een gedenkwaardig optreden werd.
Ouderdomsdeken Syl Johnson (°1936), na Al
Green en Ann Peebles de belangrijkste Hi-artiest (hoewel hij van '67 tot
'70 ook al hits had voor Twinight), is ondanks zijn leeftijd nog altijd
scherp in het pak (een knalrood) en moeilijk van het podium weg te
branden. Hij zingt niet alleen maar speelt ook niet-onverdienstelijke (lead)gitaar-intermezzo's
over zijn vaak lang uitgesponnen grooves in de typische Hi-stijl. Hij
houdt ook van call & answer-spelletjes met het publiek. Als je die
echter net iets te lang uitmelkt en bovendien te lange bindteksten
debiteert, krijg je bij of na elk nummer telkens weer een jojo-effect,
waardoor het veel moeilijker wordt om je publiek warm te houden en naar
een climax te voeren. Voeg daar een paar slordige eindes bij en je
begrijpt dat we na de zaterdagavond zaten te wachten op een revanche op
zondag. Gelukkig kregen we die in de vorm van een compactere set en
vooral presentatie, wat gelukkig alles weer goedmaakte.
De grootste naam van het weekend, en iets waar
iedereen reikhalzend naar uitkeek, waren The Bar-Kays. Dat was
namelijk na Booker T & The MG's de tweede houseband van Stax en in de
tweede helft van '67 de tourband van Otis Redding. Na de vliegtuigcrash
waarbij Redding, zijn manager en het grootste gedeelte van de band
omkwamen, vormden de overlevenden, trompettist Ben Cauley en bassist
James Alexander, een nieuwe versie van de groep, die van '69 tot '71
o.a. vaak Isaac Hayes begeleidde. In de seventies hadden ze nog een
aantal funkhits met zanger Larry Dodson. Wat de twee optredens van dit
weekend zo speciaal maakte, was dat originele trompettist Ben Cauley,
die in '71 overstapte naar Isaac Hayes' nieuwe begeleidingsband, voor
het eerst sinds toen weer samenspeelde met Alexander en Dodson. En ze
mochten er wezen! Het openingssalvo alleen al was onvergetelijk: 'Sweet
Soul Music', 'Knock on Wood', 'Hold On I'm Coming', 'Soul Man', 'Midnight
Hour' en 'Green Onions' in de originele Stax-sound. Authentieker kan het
niet sinds Donald 'Duck' Dunn dit jaar overleed en dus Booker T & The
MG's de facto niet meer bestaan. Al bij het eerste nummer sprong het
publiek overeind om te dansen, en het hele optreden lang ging niemand
meer zitten, dolenthousiast. Na een medley van ballads met alleen zang,
piano en bas, waarbij het publiek zelfs meezong, volgden nog 'Mustang
Sally', 'Last Night', 'I'll Play The Blues For You', waarbij de
blazerssectie en de backingzangeressen van The Bo-Keys zich niet
onbetuigd lieten, en een Otis Redding-medley. Ze sloten af met hun
grootste hits: 'Soulfinger', 'Theme From 'Shaft'', en bis
'Son Of Shaft'.
Op zondag verrasten ze ons bovendien met een zeer emotionele cover van 'Purple
Rain' (Citaat van gitarist Ezra Williams: 'There's only one race: the
human race.') en afsluitende funkstompers 'Freakshow' en 'I Wanna Take
You Higher'. Toen bij de bis, Otis Reddings 'Dock Of The Bay' en '(Fa Fa
Fa Fa Fa) Sad Song', alle muzikanten van de afgelopen drie dagen samen
op het podium stonden, en er zich nog een spontaan zangwedstrijdje
ontwikkelde tussen de bovengenoemde heren zangers enerzijds, en de
backingzangeressen anderzijds (waarbij die van 'The Sweethearts'), werd
de emotie menigeen te veel, waaronder trompettist Mark Franklin en zelfs
gitarist Ezra Williams. En zelfs 'the sky was crying', want voor het
eerst in een maand vielen hier een paar druppels, als om aan te geven
dat het tijd was om rustig de nacht in te gaan. Waarin we alweer
droomden van een volgende editie…
Leo Jacobs
reageer op dit artikel
terug naar de index van de concert-
en festivalrecensies