Moulin Blues
Festivalweide Ospeldijk, Ospel (NL) - 5 en 6 mei 2017


Het is toch altijd wel weer een beetje uitkijken naar het eerste weekend van mei, want dan is het Nedelands-Limburgse Peeldorp Ospel het centrum van de blueswereld. Voor de 32ste keer organiseerde men er het Moulin Blues Festival. Waar de organisatoren vorig jaar een heel breed programma aanboden, met – eerlijk is eerlijk – teveel genres die ergens tegen blues aanleunen maar niet echt blues zijn, was de affiche er dit jaar een die bluesliefhebbers (in de ware betekenis van dat woord) al bij voorbaat koesterden. De verwachtingen voor de editie 2017 waren, zo wil het cliché, bijzonder hooggespannen...

Vrijdag 5 mei

Hoofdpodium

Klokslag 16 uur en de Nederlandse Detonics mogen de spreekwoordelijke spits afbijten. Het woord 'klokslag' komt maar één keer voor in dit verslagje, beloofd. Anders wordt het een stopwoordje want de timing zou het hele festival quasi feilloos overeind blijven. En daar houden we van. Dit gezegd zijnde, kunnen we beginnen. Detonics staat hier omdat ze in 2016 de Dutch Blues Challenge hebben gewonnen maar ze staan hier ook meer dan terecht. Het kruispunt waar westkustblues en bluesrock elkaar kussen is een plezante plaats om te vertoeven en met 'Broke And Lonesome' zorgt deze energieke band voor een vroeg hoogtepunt.

Energie is ook het sleutelwoord bij de Nick Schnebelen Band. Nick is de oudere broer van Danielle Nicole-Schnebelen die hier vorig jaar nog een verpletterende versie van Dolly Partons 'Jolene' neerpootte. Nick en Danielle vormden samen met hun jongere broer Kris de fantastische band Trampled Under Foot die hier in 2012 het dak eraf knalde. Waarom vertellen we u dit allemaal? Wel, eigenlijk omdat Nick zich met zijn eigen groep heeft losgeweekt uit de schaduw van Trampled Under Foot, waar de publieke aandacht in de eerste plaats naar zijn zusje ging. En wie Nick voor een ordinaire bluesrocker verslijt, luistert blijkbaar niet goed. Handig verscholen tussen de gitaristische stoerdoenerij steken heel wat meesterlijke jazzakkoorden. Dit maakt Nick tot een snedige en gevarieerde gitarist. En hij is bovendien geeneens zo'n slechte zanger. Enfin, dit is in elk geval een aangenaam weerzien.

Uit Chicago komen vervolgens de Cash Box Kings. Harmonicaspeler (en een beetje zanger) Joe Nosek is de gangmaker van dit interessante collectief dat steeds in wisselende bezettingen optreedt. Hij blaast zeker niet slecht en het is plezant om iemand die er met zijn nette pak uitziet als een notaris-assistent zich met een goudpapieren kroon op de kruin naar een aanval van hyperhydrosis te zien dansen. “Dat gaat-ie toch geen uur volhouden”, vraagt de man naast ons schuddebollend. En dat hoeft ook niet, want na dik twintig minuten komt zanger Oscar Wilson het podium opgestruind. Hij beheerst de rest van het optreden en doet dat in schril contrast met Nosek. Hij ziet eruit alsof hij pas terugkeert van een rondje petanque in het dorpspark en hij heeft een stem als een klok. Hij naait Howlin' Wolf en John Lee Hooker naadloos aaneen en zijn versie van 'Mannish Boy' doet de hele tent naar adem happen. Hij deelt de bonuspunten met gitarist Joel Paterson, ook zo'n notaris-assistent, die werkelijk alle stijlen beheerst en verbluffend culmineert in een aan Magic Sam appellerende boogie. Knap!

Ook de Deense Thorbjørn Risager pakt het publiek in. Met veel toeters en bellen dan nog wel. Hij put gretig uit zijn albums 'Change My Game' en 'Too Many Roads'. De man heeft veel troeven: sterke songs, een uitgebreide afgelikte professionele band, een diepe stem die zelfs de hardste cokeskool moeiteloos verbrandt, trefzekere gitaarvingers en drie camions vol zelfvertrouwen. Toch doet hij ons – en u mag ons dit niet kwalijk nemen – af en toe een beetje aan Nabuko Donosor denken. U weet wel, de hond uit de Urbanusstrips die enkele onderdelen mist. Bij Thorbjørn ontbreekt het naar ons gevoel aan een stuk onderbuik. We missen de ranzige randjes, de spruitjeslucht, het vloeken in de kerk. Begrijpt u wat we bedoelen? Ach... misschien stond u daar ook wel te joelen om een toegift en we kunnen erin komen. Misschien zijn wij, pietluttige kneuteraars, teveel gewend. Risager is goed en wie zijn wij om dat te ontkennen...

Hebben wij al iets gezegd over de klank op Moulin Blues? Neen? Wel, die is eigenlijk best genietbaar. Luid, dat wel, maar als u bedenkt dat het lawaaierige publiek de muziek soms overstemt, meer dan ons lief is, dan kan dit haast niet anders. De presentator? Wel, 'onze' Wouter 'Doghouse Sam' Celis doet dat met zijn haast academische cool bijzonder goed. Het licht? Nou... eh... daarvoor moeten we echt niet op zoek naar superlatieven. De hyperkinetisch rondflikkerende helwitte lichtjes zijn ronduit irritant en dragen geenszins bij tot een warme bluessfeer. De overvloedige machinerook op het podium ook niet. Ugh!

Het Jensen-Santini Project dan. Jeff Jensen hebben wij al meermaals terecht bewierookt. De neo-bluesman uit Nashville heeft heel wat fans in de tent en die scanderen zijn eigenzinnige songs uit volle borst mee. Met Brandon Santini, in wiens band Jensen een tijdlang actief was, krijgen we een getalenteerde harmonicaspeler te horen. Beurtelings pleuren beide heren uit hun repertoire en hun zielsverwantschap levert een zeer genietbare homogene show op. Jensen bezorgt de fotografen de uitdaging van hun leven. Probeert u maar eens een haarscherpe foto van de man te maken! Zijn feestelijk rondzwieberende dos maakt meedogenloos komaf met het clichéwoord 'haarscherp'...

Mr. Sipp uit McComb, Mississippi mag de eerste dag als headliner afsluiten en krijgt daarmee in zekere zin eerherstel. Hoezo?, horen we u vragen. Wel, toen hij hier twee jaar geleden in de vroege namiddag was geprogrammeerd, mailden we de organisatoren met de vraag om hem hoger op de affiche te plaatsen. Zijn passage zou al wie na hem kwam ongenadig de das omdoen. Vonden wij. Gelijk hebben is één zaak. Gelijk krijgen is iets anders. We hebben er dus twee jaar op moeten wachten. Castro 'Mr. Sipp' Coleman heeft op Malaco Records een nieuwe cd: 'Knock A Hole In It' en daarop staan behalve verschroeiende blues ook knappe soulnummers en pakkende ballades. Vanavond laat hij die terzijde want om te komen, te zien én te overwinnen heb je op een festival als dit enkel die pure, rauwe, ophitsende blues nodig. Mr. Sipp zorgt ervoor dat niemand voor het zingen de kerk verlaat. Wat een feest! In het ritmische tafereel, beheerst door zijn schuimbekkende hondsdolheid, last Castro één slow in. Maar tijdens zijn verschroeiende gitaarsolo duikt hij het publiek in. Mr. Sipp is een man van het volk en ruim een kwartier lang maakt hij een chemische verbinding met zowat alles en iedereen hier aanwezig. Goed en wel terug op het podium, knalt hij er een laatste keer meedogenloos tegenaan met zijn pulserende 'signature song' 'Dust The Broom'. Hij laat zijn publiek verdwaasd, verweesd en murw achter. En dan zijn er verdomme van die kwieten die beweren dat de blues dood is en geen nieuwe voortrekkers telt. Mr. Sipp is een hele grote!

Franky Bruneel

Moulin Blues Café

In het Moulin Blues Café, de kleine tent, zeg maar, kwam op vrijdag Jake La Botz als eerste aan de beurt om zijn kunnen te etaleren. Jake komt uit Chicago en is naast een heel erg goede bluesartiest, zanger en gitarist, ook een niet onverdienstelijk… acteur die in een vijftiental films, een paar televisieprogramma’s en zelfs theaterstukken te… euh… bewonderen was. En o ja, Jake heeft ook een aantal elpees/cd’s op zijn naam staan. Jake doet hier zijn ding solo en je zou het ‘front porch delta blues’ met een onmiskenbare Chicago-invloed kunnen noemen. Jake vertelt verhaaltjes en het is toch wel een beetje spijtig dat niet meer naar zijn teksten wordt geluisterd wordt, want ze zijn echt wel het beluisteren waard. Maar omdat een festival nu éénmaal ook een sociaal gebeuren is, verdrinkt zijn set een beetje in het… geouwehoer van (een deel van) het publiek. Jake is goed, alleen spijtig dat hij niet meer aandacht krijgt.

Omdat het niet allemaal Amerikaans of Brits hoeft te zijn, waren de organisatoren in hun zoektocht in Denemarken terechtgekomen waar Big Creek Slim (aka Marc Rune) & Peter Nande, een interessant akoestisch duo (gitaar, zang en harp) bereid werden gevonden om Moulin Blues op te vrolijken. Nu ja, opvrolijken is misschien niet de juiste term, want in de blues van Slim & Peter klinken heimwee en liefdesverdriet duidelijk door. Zij spelen het soort delta/front porch/juke joint blues dat je kan voelen, proeven eigenlijk en dat een tijdje aan je blijft kleven. Zij spelen de ‘real blues’, zoals ze zelf zeggen, en dat is niet eens zo ver naast de waarheid.

Omdat de echte Jimmy Reed, volgens de legende, op een bepaald moment te dronken was om zelf op te treden moest ‘Lil’ Jimmy Reed (Leon Atkins), zijn stand-in, maar de honneurs waarnemen. Dat Lil’ Jimmy uit het repertoire van Reed put, is een evidentie. En hij doet dat nog goed ook. Met de ogen dicht kan je het verschil moeilijk horen. Aan de toetsen zit Bob Hall die al een tijdje met Lil’ Jimmy optrekt. Bob heeft zowat met iedereen binnen het genre gespeeld, zoals daar zijn John Lee Hooker, Howlin’ Wolf, Little Walter, Chuck Berry, Homesick James, Lightnin' Slim, Lowell Fulsom, Charlie Musselwhite, Snooky Pryor, J. B. Hutto, Lazy Lester, Dave Peabody en zo zouden we nog even kunnen doorgaan. Enfin, dit is een goede show en de echte Mathis James ‘Jimmy’ Reed, die waarschijnlijk ergens meekijkt en -luistert, zal dit ook goed vinden, denken wij...

Zaterdag 6 mei

Hoofdpodium

Het is 'high noon'! Op het hoofdpodium maken 'onze' Belgische Shakedown Tim & The Rhythm Revue zich op om de blueswereld te verbazen. Het zonnetje schijnt, de sfeer zit goed en de (nog niet zo talrijke) festivalgangers maken zich duidelijk op om er een fijne dag van te maken. Overigens vinden wij dat Shakedown Tim & Co best wat hoger op de affiche hadden mogen staan, want ze bieden een staalkaart van zo ongeveer alle stijlen die de blues rijk is. Er is swing en jump, fifties rock en R&B (de échte), boogie à la Hooker, moderne Mississippi- en deltablues, een streepje New Orleans en klassieke instrumentale blues, stijl Peter Green. Er zitten zelfs wat Zuid-Amerikaanse klanken (calypso) bij. We amuseren ons heel erg tijdens deze goede set!

Amuseren doen we ons ook met de Blues Caravan, een jaarlijks terugkerende organisatie van Ruf Records, een onafhankelijk Duits platenlabel, in 1994 opgericht door Thomas Ruf, de manager van wijlen Luther Allison. Een aantal, jaarlijks wisselende, bekende en minder algemeen bekende buesartiesten krijgen met de Caravan de mogelijkheid om zich aan een groot publiek te tonen. Dit jaar is het de beurt aan Big Daddy Wilson (USA), Si Cranstoun (UK) en Vanessa Collier (USA). Si mag de Caravan op gang trekken met een twintig minuten durend soul- en R&B-minisetje (nee, dit is geen lingeriereclame!). En hij doet dat schitterend. Een beetje stevig, maar best aanvaardbaar. Sam Cooke en verwanten zijn nooit ver weg. Mooi! Nu worden wij, na al die jaren niet zo heel snel meer… emotioneel, maar Vanessa, een goede zangeres en een heerlijke saxofoniste, slaagt erin om ons met haar soul/funk/blues-set toch enigszins te… ontroeren. Big Daddy Wilson mag het geheel afsluiten met… klassieke soulblues. Niet slecht, maar ook weer niet zo heel geweldig. Enfin, al bij al een leuke, bijwijlen heel erg goede en ontroerende, ‘Blues Got Soul’ show.

En wanneer de Caravan is vertrokken, krijgen we Lurrie Bell (zoon van de gerenommeerde harpist Carey) & His Chicago Blues band op ons bord geserveerd. Lurrie heeft mentaal en fysiek nogal wat problemen gehad, maar het is hier niet de juiste plaats om daarover uitgebreid uit te weiden. Lurrie is… Chicago, zoveel mag duidelijk zijn. En de ganse duur van de set hebben wij de indruk dat we ergens in één of andere rokerige bluesclub zitten. Lurrie speelt maar zeven nummers (vijf vocaal en nog twee instrumentaal) maar dat is voldoende om die typische Chicagosfeer aan te voelen. ‘Every Day I Have The Blues’, ‘Got My Mojo Working’, en ‘My Babe’ (gekend van onder andere The T-Birds) zijn klassiekers. Maar Lurrie maakt ook van de gelegenheid gebruik om een paar nummers van zijn nieuwe cd te spelen. Met ‘Black Cat Bone’, als ‘encore’, sluit hij zijn set af.

Omdat het ook wel eens een tikkeltje anders en luider mag zijn, is ook Davy Knowles uitgenodigd. Davy is een jonge Brit die onvervalste bluesrock met rootsinvloeden speelt. Het is geen blues om gezellig even, laid back, achterover te leunen. Het is soms een soort… psychedelische bluesrock die niet zou hebben misstaan op… Woodstock. Soms gaat hij even over de schreef en dan wordt het echte hardrock. En na een paar nummers is voor ons, die houden van… herkenbare blues, de lol er wel af. Davy speelt uiteindelijk zo een beetje van alles, maar altijd heel erg hard. Wat is dat toch met die Britten? Voor ons, maar wie zijn wij uiteindelijk?!, het minst interessante dat we dit jaar op Moulin Blues horen.

Met vijf zijn ze, en ze noemen zich Southern Avenue, naar de straat die Memphis, TN, middendoor snijdt van west naar oost. Tierinii Jackson zorgt voor de zang, terwijl haar zusje, Tikyra, de drumpartijen voor haar rekening neemt. Verder bestaat de band nog uit Ori Naftaly (gitaar), Daniel McKee (bas) en Willem van der Schoof (keyboard). Southern Avenue brengt een mix van soul, blues, funk en gospel. De erg sexy Tierinii, in wel heel korte hotpants, heeft een geweldige stem (soms wat schreeuwerig) en adembenemende ‘moves’. De fotografen op de voorste rijen, hebben flink wat werk. Let wel, Southern Avenue staat niet in hoofdzaak voor blues, maar eerder voor R&B, maar dan van het échte soort. Geen blues dan? Jawel, maar niet overheersend. Zo hoorden we een fijne versie van ‘Trouble, Trouble, Trouble’. ‘Kiss’ (Prince), ‘Superstition’ (Stevie Wonder), ‘Nutbush City Limits’ (Tina Turner) zijn best wel leuk, maar ‘Come Together’ (The Beatles) had ze beter niet op de playlist gezet. Al bij al is dit een… goede, energieke set, en zo denkt het merendeel van het publiek er ook over.

Ondertussen staat Kirk Fletcher in de 'wings' al te trappelen van ongeduld om aan zijn set te beginnen. Kirk heeft met zowat iedereen aan de Westcoast als sideman gespeeld. De vraag is dus of hij sterk genoeg zal zijn om een band te... dragen. Maar in dit 'examen' slaagt hij met grote onderscheiding. Kirk is, naast een uitstekend gitarist, ook nog eens een meer dan behoorlijk zanger die het, met zijn toch ietwat speciale stem, moet hebben van melodieuze blues en soul ‘with a feeling’. Vooral in de slowblues schittert Kirk. Soms, heel soms, doet Kirk ook aan Stevie Ray Vaughan denken omdat zijn gitaarsolo’s en stemgeluid dan wel erg dicht in de buurt van SRV komen. Ook de New Orleans ritmes zijn nooit zo heel ver weg. Goede, onderhoudende set van een groot gitarist, perfect geholpen door zijn, overigens, uitstekende, band.

En dan wordt het podium klaargemaakt voor gitarist en zanger Doyle Bramhall II (the Second, want zoon van). Op het moment dat we dit verslagje schrijven, weten we nog altijd niet wat we van de Bramhall set moeten denken. Onze verwachtingen waren torenhoog gespannen, maar viel dat even tegen! Wij hadden verwacht een, in weliswaar beperkte mate, SRV of T-Birds-achtige set te krijgen, maar niets daarvan. Doyle opent met een soort symfonische blues die snel ontaardt in bluesrock. Doyle is ook te veel met zijn pedalen en versterker in de weer om een gesynchroniseerde set neer te zetten. Uiteindelijk wordt het, op een paar nummers na, een soort psychedelische blues die doet denken aan de hoogdagen van The Doors in ‘The Whisky A Gogo’!! Doyle Bramhall, niet écht ons ding op Moulin Blues, maar voor alles en iedereen is er een publiek en zijn er liefhebbers, en die hebben mateloos genoten, vermoeden wij, hopen wij.

Jean Bervoets

Moulin Blues Café en slot

De Blues Harp Explosion mag Moulin Blues 2017 afsluiten. Voor we daarover iets zeggen, gaan we eerst even piepen in de kleine tent. Wat hebben wij van het Moulin Blues Café op zaterdag onthouden? Nou, in elk geval dat de organisatoren er hun publiek in de spotlights zetten. Letterlijk dan. De artiesten staan er in het donker te spelen. Op het podium staan links en rechts twee mooie filmsetlampen die een blijmoedig licht geven. Om een onverklaarbare reden staan ze... naar het publiek gericht. Ons verstand – of wat daarvoor moet doorgaan – staat erop stil. En de muziek?, vraagt u... Wel, we horen vandaag in de kleine tent veel liedjes over moord, leugens, bedrog, overvallen, kidnappings, overspel, diefstal, vechtpartijen, gewelddadige seks en nog veel meer van die heerlijkheden waar levensgenieters van watertanden. Helaas hebben de geitenwollensokkenjongens van dienst de meeste van deze onderwerpen verpakt in een chocolademelken kampvuurversie. Om maar te zeggen dat er nogal wat zogenaamde 'americana' en/of 'rootsmuziek' te beluisteren valt.

Eerlijk is eerlijk, we geven het met de glimlach toe, de mooiste gitaarklank van het hele weekend komt uit het afgebladderd stuk antiek van de Canadese boerenzoon en countrytroubadour Fred Eaglesmith. En hij heeft een flink piet-konijn bij. Tif Ginn heet ze, en ze dartelt gezwind van de ukelele over de accordeon naar de drums. En terug. Enig opzoekwerk leert ons dat Tif Ginn Eaglesmiths eigen piet-konijn is. Nou, in het Frans zouden ze zeggen 'il n'est pas de bois'. Over Lance Canales kunnen we kort zijn. Hij lijkt ons een sympathieke gabber, zijn 'americana' heeft geen raakvlakken met blues en zijn 'zang' lijkt op het gegrom van een overmaatse kodiakbeer. Ook Woody Pines brengt americana, de lapsteel is trouwens leuk, en hij dingt naar de gunst van de bluesfans met o.a. werk van Mississippi John Hurt.

Uiteraard is er in de kleine tent ook blues. Dit is per slot van rekening een bluesfestival, remember? Van Paris Slim & Big Pete onthouden we vooral de smaakvolle versie van Percy Mayfields 'Highway Is Like A Woman'. Dit Amerikaans-Nederlands gelegenheidsduo slingert ons heen en weer tussen de westkust en Mississippi. Lightnin' Slim schiet ons meermaals voor de geest. Muzikaal-stilistisch gaat de vergelijking ergens op, maar de outfit van Franck Goldwasser (Paris Slim) is ronduit potsierlijk. Hij ziet eruit als een krenterig keuterboertje dat eens in de tien jaar naar een dansfeest voor alleenstaanden gaat. De Nederlandse Pieter van der Pluym begeleidt het nukkige baasje zeer adequaat op harmonica.

En over harmonica gesproken, dit instrument stond de laatste uren van het festival centraal. In de kleine tent sloten Grunting Pigs af. Dit duo is de sidekick van de fenomenale Hongaarse harper Mátyás Pribojszki. Samen met zijn maatje, zanger-gitarist Ferenc Szász, brengt hij pretentie- en tijdloze blues, in de geest van Muddy Waters, Willie Dixon, Little Walter en andere Jimmy Reeds. De blues is een universeel gegeven, maar dat je de 'real deal' ook in Hongarije terugvindt... daar staan we toch wel een beetje van te kijken. Aan het eind van hun tweede set komt Big Pete nog even meedoen en dat is alvast een voorsmaakje van wat we van de laatste act op het hoofdpodium menen te mogen verwachten. Niet voor niets doopt het Brits-Amerikaanse harmonicacollectief zich Blues Harp Explosion! Het bestaat uit Giles Robson (UK), Magic Dick (US) en James Harman (US). De band van Robson fungeert als ruggengraat voor het geheel en het is de jonge Brit die de boel mag aanzwengelen. Hij put gretig uit zijn schitterende cd 'For Those Who Need The Blues'. Robson speelt met gevoel en geen noot teveel. Little Walter is een van zijn helden en dat komt hier goed uit de verf. De 72-jarige Magic 'Whammer Jammer' Dick vervolgt. Oei... de harpist van de legendarische J. Geils Band blijkt niet over gesmeerde stembanden te beschikken. En... laat ons wel wezen, ook op harmonica heeft de sympathieke man net een tikkeltje minder om het lijf dan dat ene nummer dat hem onsterfelijk maakte. Niettemin, we zijn blij dat we hem eens live kunnen zien. En wat kunnen we u over James Harman vertellen? Tja... dat hij er ook al zeventig is? Dat zijn glorieperiode, ten tijde van 'Extra Napkins' al lang geleden is? Dertig jaar om precies te zijn? Dat hij hier een beetje schimmig van zichzelf staat te wezen? We weten eigenlijk niet zo goed of dit is wat we u willen vertellen. Eindigt Moulin Blues 2017 dan in mineur? Welnee, eigenlijk niet. Aan het eind van de show staan de drie harpisten samen op het podium en ze halen Big Pete er nog bij. Dat is best wel leuk en even, heel even, koesteren we het niet te onderdrukken verlangen dat ook Mátyás Pribojszki zich nog in onvervalste Tijl Uilenspiegelstijl bij het gezelschap zou vervoegen, maar dat gebeurt niet. We verdenken de entourage van de Blues Harp Explosion ervan dat ze Pribojszki in zijn kleedkamer hebben opgesloten en dat vier kleerkasten een menselijke barricade vormen, simpelweg om de ware explosie te voorkomen. Het Hongaarse knorzwijntje had zonder ook maar de minste twijfel alle grote harmonicajongens naar huis gespeeld...

Moulin Blues 2017 zit erop. Het is mooi geweest. We hebben deze editie veel blues in heel uiteenlopende deelgenres gehoord. Vooral de vrijdag was een aaneenschakeling van hoogtepunten. Het doet ons denken aan de Oostendse turn- en dansclub. 'Willen Is Kunnen', heet die...

Franky Bruneel



reageer op dit artikel

terug naar de index van de concert- en festivalrecensies

  • Naast de concert- en festivalverslagen op deze website is Back To The Roots sinds 1995 het meest complete en veelzijdige tijdschrift voor blues en verwante muziekstijlen. Vijf keer per jaar brengen we u nieuws, achtergrond, interviews, reportages, cd- en dvd-recensies, boeken, de meest complete blueskalender, enz... Nog geen abonnee? Klik hier voor meer info.

    
      foto's:
      ©
Franky Bruneel

      _____________________