|
||
|
Wanneer je op de site van Banana Peel in de archieven duikt, dan kun je terugvinden dat op 24 juli 1994 hier de Jimmy Rodgers Band (sic) heeft gespeeld. Zelfs al waren we er zelf niet bij geweest, dan nog zouden we dat niet hebben geloofd. De allereerste countryster, de 'blue yodeler' zeg maar, overleed immers in 1933. Maar... we waren wel degelijk present toen Chicagoblueslegende Jimmy Rogers hier dertig jaar geleden speelde. Echt waar. In zijn band zaten toen Piano Willie O'Shawny, drummer Ted Harvey, bassist Bob Stroger, harmonicaspeler Madison Slim én – en nu komt het – een piep- maar dan ook piepjonge gitarist, met name Nick Moss. Om maar te zeggen bij welk schoon volk de nu ondertussen zeer geroutineerde en gerespecteerde bandleider het metier heeft geleerd. Door de jaren heen hebben we Nick al vaak gezien, zowel aan deze als aan de andere kant van de grote plas. Zijn groeiproces hebben we dus van dichtbij meegemaakt. Dat de Nick Moss Band afgelopen mei de Blues Music Award voor band van het jaar kreeg, heeft ons geenszins verwonderd. En vanavond hebben ze ons laten zien waarom dat volkomen terecht was. De band opende met een
instrumentaal nummer waarop Dennis
Gruenling meteen mocht excelleren op de
chromatische harmonica. Onmiddellijk viel
ons de gespierde sound op die hij uit zijn
Harp King-versterker toverde. De Harp King
is gebaseerd op de Fender Bassman die
oorspronkelijk door versterkertechneut
John Kinder werd 'gecustomized', zoals dat
heet, voor Rod Piazza. Piazza is trouwens
Dennis' grote voorbeeld en idool en dat
zou vanavond meerdere keren blijken. Niet
dat het er veel toe doet, maar Dennis'
bullet mike is gesigneerd door Piazza en
Charlie Musselwhite. Na het openingsnummer
bracht Nick een kunstige mix van 'That's
All Right' (J. Rogers) en 'Long Distance
Call' (Muddy) waarmee hij terugging naar
zijn roots en waarin verbluffend opviel
hoezeer hij stemtechnisch is gegroeid.
Zijn rode Fender Jazzmaster deed ons
denken aan de gitaar van Eddie C.
Campbell, maar Nick pleurt er een ietwat
hedendaagser geluid uit, met een heerlijk
subtiel snuifje distorsie. De
trefzekerheid en het feilloze in zijn spel
staan eigenlijk in contrast met zijn dikke
vingers. Keer op keer verrast hij ons
daarmee. We gaan jou in dit
verslagje niet opzadelen met een
chronologische opsomming van songtitels
want zoiets heeft geen reet aan
toegevoegde waarde bij een impressie van
hoé muzikanten spelen. We nemen aan dat
jullie willen weten hoé de band klonk en
hoé het optreden verliep en niet per sé
wát ze hebben gespeeld, is het niet?
Welnu, de eerste set vervolgde met heel
wat swingende blues. We zouden haast
zeggen op het randje van West Coast, want
dat past natuurlijk wonderwel in het kraam
van Gruenling die met elke harmonicasolo
de publieksappreciatie en een donderend
applaus wegkaapte. De man heeft een
vervaarlijk, ietwat provocerend uiterlijk
met een te strakke lederen broek, jasje
met luipaardprint, valse kleurrijk
beschilderde nageltjes, talrijke
kettingen, ringen met doodskoppen en
-kisten en zelfs een AC/DC-pin maar we
kunnen je geruststellen; hij is
zachtaardig, welbespraakt en pienter.
Eigenlijk heeft hij zijn looks niet nodig
om te imponeren. Als harmonicaspeler is
hij één van de betere van zijn generatie. Ook de tweede set opende
met een instrumental; een rumba die
thematisch en structureel erg veel weghad
van 'La Cucaracha' maar dan met veel eigen
accenten. Zalig is het, wanneer muzikanten
niet klakkeloos gaan coveren maar
klassiekers voorzien van hun eigen inbreng
en talenten. En wanneer ze heel behendig
het spel van 'tension and relief' spelen,
spanning opbouwen en weer loslaten, iets
dat Nick en zijn kornuiten meesterlijk
neerzetten in de Robert Johnson-klassieker
'Rambling On My Mind', voor de gelegenheid
verpakt als uptempo Chicago-shuffle. En
nog meer in een trage blues in 'b flat'
waarbij het publiek volledig uit zijn dak
ging. Ongeveer 40 minuten voor het einde
wisselde de Braziliaan Rodrigo Montovani
zijn contrabas in voor de elektrische
basgitaar. Dat resulteerde in een geluid
dat meer 'funkyfied' was (sorry, we vinden
nu niet meteen een passend Nederlands
woord) en duidelijk meer appelleerde aan
de hedendaagse Chicagoblues. Dat
inspireerde drummer Pierce Downer om
veelzijdiger uit de hoek te komen – hoewel
hij de hele avond al zeer functioneel werk
had geleverd, daar niet van. Maar nu
vertelde hij op drums een verhaal, zoals
wij het graag horen van een drummer.
Pierce is een jonge twintiger maar hij kan
het hoor. Neem dat maar van ons aan! Ook
Nick zorgde naar het einde toe nog voor
een verrassing want in de laatste nummers
speelde hij slide. In 'Take Take Take'
wekte hij Hound Dog Taylor weer tot leven
en zeker ook in een gespierde boogie –
waarbij Dennis even pauze mocht nemen –
die ons heel sterk aan Hound Dogs 'Give Me
Back My Wig' deed denken. De Nick Moss Band
liet ons vanavond een strak groepsgeluid
horen. Hun vakmanschap en zeggingskracht
maakten duidelijk dat we maar al te vaak
onze tijd verliezen aan pseudo's die kopje
onder gaan in het drijfzand. Jazeker, er
valt nog zoveel moois te beleven in de
blues...
Franky Bruneel terug naar de index van de concert- en festivalrecensies Naast de concert- en festivalverslagen op deze website is Back To The Roots sinds 1995 het meest complete en veelzijdige tijdschrift voor blues en verwante muziekstijlen. Vijf keer per jaar brengen we u nieuws, achtergrond, interviews, reportages, cd- en dvd-recensies, boeken, de meest complete blueskalender, enz... Nog geen abonnee? Klik hier voor meer info.
|
foto's: © Franky Bruneel
|